In de brochure inkomenstarief leggen we je uit hoe wij het inkomenstarief berekenen.

In de samenvatting van de aanvraag bij je attest kan je zien op basis van welke gegevens je inkomenstarief is berekend:

  • de personen van wie het inkomen werd meegerekend
  • de inkomensgegevens
  • het aantal kinderen ten laste die in aanmerking komen voor een kindkorting
  • of er een individueel verminderd tarief werd aangevraagd en toegepast
  • de datum van de aanvraag en de contactgegevens

Waar vind je deze info?

Op het portaal 'Mijn Opgroeien':

  • kies voor ‘Inkomenstarief aanvragen of simuleren’
  • log in met je digitale sleutel: eID of itsme.

Je vindt je (nieuwe) attest onder ‘Overzicht van jouw attesten’. Hier vind je ook de samenvatting van de aanvraag.

Wie kan deze info zien?

Enkel de ouder die het attest met de eigen digitale sleutel aanmaakte kan het attest zien. De naam en de voornaam van de ouder die het attest aanmaakte moet daarvoor overeenstemmen met de naam en voornaam van de ouder die portaalgebruiker van Mijn Opgroeien is. 

Nog vragen?

Heb je nog vragen over het attest en de berekening nadat je de samenvatting raadpleegde, neem dan contact op met de verantwoordelijke van je opvang. Zij staan in voor ondersteuning van de ouders. Heeft jouw opvang bijkomende vragen, dan kunnen zij de Kind en Gezin-Lijn contacteren.

Kostprijs en berekening

Twee keer per jaar verandert het uur. Sommige kinderen passen zich vanzelf aan het nieuwe ritme aan. Andere hebben wat meer tijd nodig om te wennen.  

 

Je kind voorbereiden

  • Bij de kleinste baby’s bepalen slaapsignalen en voedingsmomenten het ritme van de dag. Daardoor ondervinden ze meestal weinig hinder van de omschakeling.
  • Bij baby's en peuters kan de overgang wel invloed hebben. Je kan het makkelijker maken door in stapjes te werken. Schuif 2 à 3 dagen vooraf de eetmomenten, dutjes en bedtijd elke dag 10 à 15 minuten later (bij wintertijd) of vroeger (bij zomertijd). Zo verschuift het ritme geleidelijk, en hoeft je kind niet in één keer aan een uur tijdsverschil te wennen. Deze techniek kan je ook na het verzetten van de klok nog gebruiken zodat je na een aantal dagen een uur bent opgeschoven.
  • Je kan er ook voor kiezen dit niet voor te bereiden en meteen mee te gaan met het nieuwe uur. Vanaf het uur verzet is, volg je dan de klok. Het kan wat zoeken zijn met de slaaptijden, maar na een paar dagen heeft je kind het nieuwe ritme meestal te pakken.
  • Accepteer dat de aanpassing even kan duren en blijf rustig. Gaat het inslapen bij de zomerwissel wat moeilijker. Of is je kind bij de winterwissel ‘s morgens vroeger wakker? Dat is normaal. Blijf rustig en vertrouw erop: met wat tijd en rust vindt je kind het ritme weer terug.

Wintertijd

Met de wintertijd komen de korte dagen en knusse avonden. We zetten de klok één uur achteruit: 3 uur wordt 2 uur. Sommige kinderen hebben even tijd nodig om te wennen aan het nieuwe ritme van de wintertijd, bij anderen net heel vlot en pikken snel het nieuwe ritme op. Je kind kan ’s avonds moe zijn vóór bedtijd en over de slaap heen zijn als het dan effectief bedtijd is. ’s Ochtends kan je kind vroeger wakker zijn.

Hou het vertrouwde bedtijdritueel aan. Een vaste volgorde bij het slapengaan helpt je kind beter in slaapmodus te komen. Eerst pyjama aan, dan tanden poetsen, een verhaaltje voorlezen en een liedje zingen bijvoorbeeld.  Door telkens dezelfde volgorde aan te houden, kan je kind rustiger en vlotter in slaap vallen.

Zomertijd

Zomertijd is iets om naar uit te kijken, met langere en lichtere dagen. Als de zomertijd ingaat, zetten we de klok één uur vooruit: 2 uur wordt 3 uur. Gevoelsmatig betekent dit een uur vroeger opstaan en gaan slapen.  

  • Zorg voor rust 's avonds

’s Avonds helpt het om in de woonkamer de gordijnen wat sneller dicht te doe en het licht te dimmen. De dag afbouwen helpt om ontspannen te gaan slapen. Zet in op rustgevende activiteiten en bewaar actieve spelletjes voor de nieuwe dag. Rust en schemer brengen de slaaphormonen op gang.  

Hou het vertrouwde bedtijdritueel aan. Een vaste volgorde bij het slapengaan helpt je kind beter in slaapmodus te komen. Eerst pyjama aan, dan tanden poetsen, een verhaaltje voorlezen en een liedje zingen bijvoorbeeld.  Door telkens dezelfde volgorde aan te houden, kan je kind rustiger en vlotter in slaap vallen.

Maak het echt donker in de slaapkamer van je kind. Het daglicht bij bedtijd in de zomertijd kan ervoor zorgen dat je kind moeilijker in slaap valt. Verduisterende gordijnen kunnen hierbij helpen.

  • Start de dag actief

Zorg ‘s ochtends voor veel daglicht en zuurstof en zorg al vroeg voor beweging of iets actiefs. Dit help om aan te passen aan het nieuwe ritme. Probeer vaak naar buiten te gaan met je kind als dat kan.

Slapen

Slaapwandelen komt vooral voor bij kinderen tussen 3 en 5 jaar. Het is een vrij normaal verschijnsel en verdwijnt doorgaans vanzelf. Slaapwandelen treedt meestal op tijdens de eerste uren van de nacht. Het kan enkele minuten tot een halfuur duren.

Een kind dat slaapwandelt heeft de ogen open, maar reageert nauwelijks op wat je zegt of doet. Het kind zal ongericht rondlopen, hier en daar een deur openen en uiteindelijk weer in bed gaan liggen.

Wat kan je doen?

Je kan weinig doen om slaapwandelen te voorkomen. Bescherm je kind wel tegen mogelijke ongelukken. Kinderen weten helemaal niet goed wat ze doen tijdens hun nachtelijke ronde. Neem voorzorgsmaatregelen:

  • verwijder de voorwerpen die voor je kind in de weg kunnen staan
  • sluit de ramen zorgvuldig af
  • sluit het trapgat zorgvuldig af
  • kijk na of je nog andere maatregelen moet nemen om de leefruimte veilig te maken.

Een kind dat slaapwandelt, maak je best niet wakker. Je kind weet niet waar hij of zij zich bevindt en hoe hij of zij daar gekomen is. Wakker maken kan een paniekgevoel veroorzaken, waardoor je kind bang wordt om opnieuw in te slapen.

Je kan je kind bij de hand nemen en het langzaam, zonder te praten, weer naar bed leiden.

Slapen

Nachtmerries spelen zich af in een droom, waarna je kind wakker wordt. Ze komen vooral voor bij kinderen van 4 tot 6 jaar. In deze periode beleven kinderen de wereld rondom hen heel intens. ’s Nachts verwerken ze de belevenissen en gevoelens van de afgelopen dag. Hierdoor dromen kleuters zeer levendig. Monsters en spoken nemen de plaats in van de belevenissen die kinderen overdag als bedreigend of overdonderend hebben ervaren.

Wat kan je doen?

  • Stel je kind gerust door hem of haar zachtjes te aaien of te knuffelen, door te vertellen dat alles in orde is. Jouw stem helpt. 
  • Haal je kind naar het hier en nu. Vertel bijvoorbeeld waar je kind is, wat er in de kamer te zien is en dat jij bij je kind bent. Doe eventueel het licht aan om je kind te laten zien dat hij of zij op zijn of haar kamer is. 

Lijkt je kind wakker tijdens een nachtmerrie?

Soms schreeuwt je kind luid en gaat rechtop in bed zitten. Meestal merk je een angstige uitdrukking op het gezicht en wijd opengesperde ogen. Je kind zweet en ademt snel. Je kind lijkt wakker, maar is het niet. Typisch is dat je kind zich er de volgende morgen niets van kan herinneren. Dit komt het vaakst voor bij kinderen rond de leeftijd van 5 jaar. 

Je hoeft je kind niet te wekken (anders dan bij een nachtmerrie). Wacht af tot de aanval na enkele minuten vanzelf overgaat en je kind weer in een normale slaap valt.

Slapen

Sommige kinderen voeren met hun hoofd of romp een aantal herhaalde bewegingen uit voor of tijdens het inslapen, of ’s nachts. Ze bewegen met hun hoofd van voren naar achteren of slaan het ergens tegenaan, zoals de bedrand of de muur. Het kan zijn dat je kind zijn of haar hoofd of zelfs hele lichaam heen en weer rolt of op handen en voeten heen en weer beweegt. Sommige kinderen maken hier een brommend geluid bij. Dit gebeurt allemaal onbewust.

Over het algemeen gaan kinderen niet zo ver dat ze zichzelf werkelijk verwonden. Sommige kinderen krijgen wel blauwe plekken op hun hoofd. Gek genoeg ervaren deze kinderen ook dan meestal geen pijn.

Komt het vaak voor?

Hoofdbonken net voor of tijdens het slapen komt vrij veel voor bij jonge kinderen. Doorgaans moet je je geen zorgen maken. Op de leeftijd van 9 maanden vertoont meer dan de helft van de kinderen dit gedrag wel eens. Op 18 maanden is dit nog maar een op de drie en op 2 jaar nog maar een op de vijf. In de meeste gevallen verdwijnt het vanzelf rond de lagere schoolleeftijd.

Waarom bonkt of schudt een kind?

Kinderen doen dit vaak om zichzelf tot rust te brengen of in slaap te wiegen.

Waarom doet het ene kind dit wel en het andere niet?

  • Dit lijkt gedeeltelijk afhankelijk te zijn van de mate waarin een kind andere manieren heeft om eventuele spanning af te reageren en van hoe gevoelig een kind is voor spanning.
  • Soms gaat een kind meer hoofdbonken net vóór een nieuwe stap in zijn of haar ontwikkeling.
  • Steeds vaker wordt er ook gedacht dat het te maken heeft met de rijping van de hersenen. Naarmate de hersenen meer rijpen, stopt het bonken vanzelf.
Slapen
Twijfels of vragen?

Heb je vragen of wil je het gedrag van je kind bespreken? Je kan terecht bij je verpleegkundige van Kind en Gezin, bij de arts van het consultatiebureau of bij je huisarts.

Zindelijk worden valt voor veel kinderen samen met de peuterpuberteit . Het is de periode waarin je kind ontdekt dat hij of zij zelf dingen kan bepalen, invloed kan hebben op de omgeving en graag controle heeft over hoe de dingen verlopen. Wanneer je peuter niet zelf kan bepalen wat er gebeurt, verzet hij of zij zich vaak.  

Wat nu? 

  • Structuur in de potmomenten kan helpen. Bied het potje op vaste momenten in de dag aan. Je kind weet dan wat er verwacht wordt.  
  • Geef bij voorkeur een duidelijke instructie, maar geef je kind ook een keuze. Bijvoorbeeld op de vraag ‘Kom je op het potje?’ zal een peuter wellicht ‘nee’ antwoorden. Zeg daarom: ‘Kom, we gaan op het potje! En waar wil je dat ik het potje zet?’. 

Veranderingen in het leven van je kind kunnen heel wat aanpassing vragen en gepaard gaan met spanning. Een verhuis, de komst van een nieuwe baby, een grootouder die ziek wordt ... kunnen ervoor zorgen dat zindelijk worden even minder vlot gaat of dat je kindje zelfs en stap terugzet. Heb vertrouwen en geduld, meestal gaat het weer goed zodra er weer meer rust is.  

Hoe kan je best reageren? 

  • Maak je niet onmiddellijk zorgen en pas je verwachtingen aan. Besef waarom er even een terugval is in het zindelijk worden van je kind. 
  • Geef je kind tijd om aan de nieuwe situatie te wennen. 
  • Blijf je kind motiveren en vertrouwen geven. 
  • Maak opnieuw afspraken met de andere verzorgers (kinderopvang/school/familie/vrienden) over hoe je hier best mee omgaat. 

Het kan ook zijn dat je kind geschrokken is van de reactie van een volwassenen tijdens een toiletmoment (bv. grootouder die een andere aanpak heeft of andere verwachtingen in de kinderopvang). Ga in gesprek hierover. Zoek samen naar afstemming en hoe je kind terug vertrouwen kan krijgen.   

Als je geen verbetering ziet na enkele weken, vraag dan hulp. Je kan terecht bij het Huis van het Kind in jouw buurt voor het lokale aanbod of contacteer de Kind en Gezin-Lijn. 

Zindelijkheid
Abonneer op