De eerste 1000 dagen

De eerste 1000 dagen van een kind, vanaf de bevruchting tot de tweede verjaardag, zijn cruciaal voor een goede ontwikkeling en bepalen de kansen in het latere leven. Een geïntegreerd beleid in deze periode is belangrijk omwille van volgende redenen:

  1. om ongeboren en geboren kinderen een optimale start te geven
  2. om sociale ongelijkheid op vlak van gezondheid aan te pakken 
  3. om de kansen te grijpen die er zijn om gezinnen te ondersteunen
  4. omdat investeren in deze periode het meeste opbrengt

Het (ongeboren) kind een optimale start geven 

De basis voor de lichamelijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van een volwassene wordt gelegd tijdens de eerste 1000 dagen van het kind. Deze ontwikkeling heeft zo ook een invloed op de latere gezondheid en op de deelname aan het onderwijs, arbeid en participatie aan de samenleving.

In deze eerste 1000 dagen ontwikkelen de organen en zeker ook de hersenen zich in sneltempo. Dat maakt het zich ontwikkelende lichaam en brein ook zeer kwetsbaar. Stress, roken, alcohol, drugs, huishoudelijk geweld, verwaarlozing en kindermisbruik, contacten met zware metalen, tekort aan voedingsstoffen, huisvestingsproblemen, psychische problemen, sociale isolatie e.d. kunnen de ontwikkeling beïnvloeden. Als in deze fase de ontwikkeling goed loopt, dan heeft het kind daar voor de rest van zijn of haar leven baat bij. Tekorten in deze vroege ontwikkeling kunnen op latere leeftijd ingehaald worden, maar dit inhaalproces verloopt doorgaans moeilijker. Ook chronische aandoeningen, obesitas, diabetes, depressies, longziekten vinden voor een belangrijk deel hun oorsprong in het vroege leven.
 

Sociale ongelijkheid op vlak van gezondheid aanpakken

Gezondheidsongelijkheid begint reeds voor de geboorte en zet zich ook nadien door. Sociale verschillen beïnvloeden zowel de determinanten van gezondheid, het gezondheidsgedrag als de toegang tot de gezondheidszorg. De invloeden van de socio-economische status van de ouder op de gezondheid en de ontwikkeling van het (ongeboren) kind werden o.m. beschreven bij de prevalentie van premature geboortes en geboortes met een laag geboortegewicht, bij early childhood caries, bij overgewicht bij kinderen, bij roken tijdens de zwangerschap.  

Sociale ongelijkheid is significant geassocieerd met negatieve aspecten van lichamelijke en mentale perinatale gezondheid. Moeders met een lagere socio-economische status vertonen een slechtere perinatale gezondheid, wat leidt tot een slechtere gezondheid voor zowel de moeder als het kind later in het leven. Onderliggend aan deze verbanden zijn er verschillende biologische mechanismen die op hun beurt gelinkt zijn met psychologische en sociale factoren zoals stress, angst, depressie en opnieuw socio-economische status. Gelukkig leidt de aanwezigheid van risicofactoren zoals angst of stress niet noodzakelijk tot negatieve gezondheidsuitkomsten. Beschermende factoren spelen ook een rol. In deze context kan men spreken van veerkracht, een concept dat het ontbreken van negatieve uitkomsten ondanks de aanwezigheid van risicofactoren kan verklaren. De veerkracht van een individu wordt bepaald door zowel individuele als contextuele omgevingsfactoren. In de context van stress kan psychologische veerkracht beschouwd worden als de manier waarop individuen omgaan met stress door optimaal gebruik te maken van verschillende coping mechanismen, met als eindresultaat een positieve uitkomst of het ontbreken van een negatieve uitkomst. Belangrijk hierbij is dat het geen persoonlijkheidseigenschap is, maar een dynamisch proces dat gestimuleerd kan worden door het aanbieden van beschermende omgevingsfactoren. De veerkracht van een individu is veranderlijk doorheen de tijd, en het versterken van beschermende factoren kan een individu beter in staat stellen om een positieve uitkomst te bereiken. 

Kansen grijpen om gezinnen te ondersteunen

De periode van zwangerschap en het prille ouderschap is voor elke ouder een kwetsbare periode. Nieuwe ervaringen, vragen en noodzakelijke aanpassingen zijn onvermijdelijk. De (aanstaande) ouder wil het beste voor zijn of haar kind en is sterk gemotiveerd om hiervoor extra stappen te zetten. De ouder staat gedurende deze periode meer open om een beroep te doen op een (professioneel) aanbod

Bovendien zijn er tijdens de zwangerschap, de bevalling, het postpartum en opvolging van het kind vele contacten met professionelen. De periode van de eerste 1000 dagen biedt dan ook een window of opportunity om kwetsbaarheden te detecteren en gezinnen effectief te ondersteunen. Het is hét moment om zorg uit gezondheid en welzijn te koppelen. 

Vroeg investeren om beter te renderen

Investeringen in kwalitatieve opvolging tijdens de eerste 1000 dagen komt niet alleen de ouder ten goede maar ook het (ongeboren) kind. Het rendement van investeringen in menselijk kapitaal in de vroege ontwikkeling is groter dan het rendement op latere leeftijd, zoals ook werd aangetoond door de econoom James Heckman.

Ook de business- & societycase die het Vlaams Armoedesteunpunt (VLAS) in juni 2013 op vraag van de Vlaamse Regering uitwerkte, toont aan waarom het investeren in de voorschoolse leeftijd belangrijk is. Kwaliteitsvolle maatschappelijke basisvoorzieningen worden als één van de drie primordiale pijlers aangehaald. Aan de societycase is een businesscase gekoppeld die wijst op de nood aan een paradigmawissel, een verschuiving van een curatieve naar een preventieve aanpak. Dit wordt niet alleen onderbouwd vanuit sociale rechtvaardigheid maar ook vanuit efficiëntieoverwegingen (“voorkomen is niet alleen beter dan genezen, het is ook goedkoper”. Investeren in de eerste 1000 dagen heeft dus het meeste rendement. Via deze primaire preventie kan de basis gelegd worden voor een latere gezondere generatie en bevolking.

De kans op een goede start krijg je maar één keer. Het is een gezamenlijke doelstelling van (aanstaande) ouders en zorgaanbieders om die kans zo groot mogelijk te maken. Een vroege, preventieve zorg en ondersteuning kan later leed en dure zorg voorkomen. 

Enkele cijfergegevens i.v.m. mogelijke kwetsbaarheden:

In 2019 werden er 64 698 kinderen levend geboren bij moeders met een woonplaats in het Vlaamse Gewest. 

Enkele cijfers over deze doelgroep:   

  • 7,9% van de levend geboren kinderen wordt prematuur (<37 weken) geboren.
  • 6,9% van de kinderen heeft een geboortegewicht van minder dan 2500 gram.   
  • Bij 30% van de kinderen geboren in 2019 is het Nederlands niet de taal die het kind met de moeder spreekt. Frans is de meest gesproken andere taal (5,9%).    
  • 29% van de kinderen geboren in 2019 heeft een moeder die bij haar geboorte niet de Belgische nationaliteit had.    
  • 17,7% van de 0 tot 3-jarigen woont in een eenoudergezin.    
  • 8,1% van de 0 tot 3-jarigen groeide eind 2017 op in een gezin waar een beperkt (<15.000 euro) bruto belastbaar inkomen uit arbeid en vervangingsinkomens aanwezig was.    
  • De kansarmoede-index bedraagt in 2019 14%. De index ligt op het niveau van het aandeel kinderen jonger dan 5 jaar met recht op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering.

Enkele cijfers over kwetsbaarheden bij de (aanstaande) ouder of het kind:

  • 10 tot 20% van de bevallen mama’s heeft te kampen met een postpartumdepressie. Ook 5 tot 10% van de papa’s maken een depressie door.
  • 13% van de vrouwen in de perinatale periode heeft een gegeneraliseerde angststoornis.   
  • Er zijn geen exacte cijfers beschikbaar omtrent de prevalentie van fysiek, psychisch en/of seksueel partnergeweld binnen de perinatale periode. We nemen echter aan dat, gebaseerd op het nationaal en internationaal onderzoek, 5 tot 10% van de vrouwen in aanraking komt met partnergeweld in deze periode rond zwangerschap en bevalling.
  • 32,6% van de vrouwen meldt alcohol te hebben gebruikt in de zwangerschap, waarvan bijna 11% minstens wekelijks en 1% minstens dagelijks (JOnG-studie).
  • 16,6% en 14,2% van de kinderen wordt respectievelijk tijdens en na de zwangerschap blootgesteld aan tabak, door een moeder die rookte of zelf blootgesteld werd aan tabaksrook in haar omgeving (JOnG-studie). 
  • Over het druggebruik bij zwangeren zijn er geen betrouwbare gegevens beschikbaar
  • Kinderen met een moeder van niet-Belgische origine kennen op de leeftijd van 2 jaar een minder gunstige gewichtsstatus dan kinderen met een moeder van Belgische origine. In concreto ligt de prevalentie overgewicht bij hen meer dan 5 procentpunten hoger. Daarbovenop werd voor beide originegroepen vastgesteld dat kinderen in kansarmoede ook vaker overgewicht kennen dan kinderen die niet in kansarmoede geboren werden.