Er bestaat geen richtlijn of regelgeving hoe vaak je best bij slapende kinderen gaat kijken, voelen en luisteren. De omstandigheden kunnen dagelijks verschillen: de leeftijd van de kinderen, hun slaapgewoontes of wenperiode, de temperatuur, … De aanpak kan verschillen per leefgroep, kind of dag.
Hoe pak je dat als organisator aan?
- Je legt een eigen visie en aanpak vast, op basis van een risicoanalyse die rekening houdt met de context. Je besteedt aandacht aan de risico’s en de noden van de kinderen en doet aanpassingen om de risico’s aanvaardbaar te maken.
- Zorg ervoor dat alle medewerkers de afspraken naleven.
- In een leefgroep met meerdere kinderbegeleiders maak je best heldere afspraken. Het kan bijvoorbeeld handig zijn om een tijd te plakken op het toezicht.
Enkele voorbeelden
- Een baby laat je in de nabijheid in de leefruimte slapen zodat hij nooit uit het zicht is.
- Voor een baby die te veel last heeft van de drukte in de leefruimte maak je een rustig hoekje waarop je toch voldoende toezicht kan houden.
- Bij een baby die net in de opvang is of terugkomt na een periode van ziekte, ben je nog alerter.
- Op hete zomerdagen verhoog je het toezicht.
- Bij peuters kan het toezicht minder intensief maar als de peuters op veldbedjes slapen, blijf je best in de buurt.
- Een peuter die wakker wordt van zodra je de deur van de slaapruimte nog maar open doet,
- heeft misschien minder slaapbehoefte of geen nood aan een dutje op dat moment?
- slaapt misschien beter in een rustruime waar minder kinderen liggen?