De manier waarop een kind speelt wordt bepaald door wat het denkt, begrijpt, voelt, hoort, ruikt, voelt, ziet en hoe het kan liggen, grijpen, zitten, staan, bewegen, communiceren...
Spelen met dingen
- Je baby houdt ervan om te kijken naar voorwerpen die bewegen, die groot, rond, kleurrijk en niet te ingewikkeld zijn. Het gezicht van een mens heeft al deze kenmerken. Je baby vindt het dus uitermate interessant om jou of iemand dichtbij te bekijken.
- Na het kijken, begint je baby ook te slaan naar voorwerpen die hij of zij ziet. In de eerste maanden kan je baby zijn handjes nog niet in de juiste richting brengen om een voorwerp vast te pakken.
- Tussen 3,5 en 6 maanden begint je baby te grijpen. Rond 9 maanden pakt hij of zij alles vast wat binnen zijn bereik komt en stopt dit onmiddellijk in zijn mond om de dingen te onderzoeken. Zwaaien met voorwerpen, ze laten vallen en ermee op de grond slaan, zal hij ook vaak doen. Stilaan wordt je baby geboeid door doosjes die open- en dichtgaan, potjes die in elkaar passen, het omslaan van de bladen in een boekje, papier dat scheurt, een koek die kruimelt als een ermee op de tafel slaat, ...
- Tussen 12 en 18 maanden zijn de handen beter op elkaar afgestemd. Je baby krijgt belangstelling voor het samenbrengen van voorwerpen, bv. om blokken op of naast elkaar te plaatsen.
- Tussen 18 maanden en 3 jaar kunnen zijn handen en vingers al fijnere bewegingen uitvoeren. Dikke kralen aan een touw aaneen rijgen of spelen met grote steekparels zal nu al lukken.
Spelen door te bewegen
- Spelen is voor je baby zichzelf bewegen. Je baby zwaait met zijn armpjes en trappelt met zijn beentjes op het verzorgingskussen, in bad, in bed of op de schoot. Hij of zij beleeft hier veel plezier aan. Je baby rolt zich om, richt zijn hoofd op, grijpt zijn voetjes en ontdekt zijn handjes. Je baby geniet van veel ruimte om te kunnen bewegen, kruipen en misschien zelfs al lopen.
- Tussen 12 en 18 maanden leren de meeste kinderen lopen. Deze nieuwe vaardigheid zal je kind verder oefenen door te rijden met een wandelwagentje, een doos voor zich uit te duwen, iets achter zich aan te trekken, een grote boodschappentas proberen te verplaatsen, ...
- Tussen 18 maanden en 3 jaar leert je peuter zich nog beter voortbewegen. Hij of zij rent, springt en leert een bal in een bepaalde richting gooien. Je peuter leert ook rijden op een driewieler, kan op één been staan en klimt overal op en af.
Spelen met andere kinderen
- Vanaf 18 maanden krijgt je peuter belangstelling voor de bezigheden van andere kinderen. Zij of hij zal ze nabootsen of zal ze van dichtbij gaan bekijken. Ze lopen elkaar achterna om hetzelfde speelgoed vast te krijgen. In groep lopen wordt dan ook een plezierig bewegingsspel.
- Het eerste samenspel is er met volwassenen. Je kind heeft nu meestal nog geen belangstelling voor andere kinderen. Wel zitten de kinderen naast elkaar te spelen, meestal hetzelfde spel, maar dan ieder voor zich.
- Op 2 jaar spelen kinderen nog niet echt samen, al houdt hun spel wel verband met elkaar, bv. in de zandbak bakt het ene kind taartjes en is het andere aan het koken.
- Vanaf 4 jaar kunnen kinderen echt samen spelen. Ze houden rekening met elkaar, overleggen samen en hebben een gemeenschappelijk doel.
Creatief spelen
- Een kind tussen 12 en 18 maanden begint creatief te spelen. Het bedenkt nieuwe dingen die het met een voorwerp kan doen. Het zal snel uitgekeken zijn op kant-en-klaar speelgoed waar het zelf weinig nieuwe dingen mee kan doen. Met zand, water, kartonnen dozen, tijdschriften, ... kan het wel zelf allerlei dingen uitproberen.
- Je kind wil helpen met huishoudelijke karweitjes en speelt graag met ‘echte dingen’ zoals een houten lepel en een pan.
- Tussen 18 maanden en 3 jaar vindt je kind eindeloos spelletjes uit met water, zand, speeldeeg, klei en verf.
Fantasiespelletjes
- Tussen 18 maanden en 3 jaar zijn fantasiespelletjes heel geliefd.
- Je peuter zal ‘doen alsof’. Hij of zij speelt met beelden die losstaan van de realiteit: de pop krijgt eten, een kartonnen doos wordt een auto of de zetel is een boot.
- Fantasiespelletjes kan een kind alleen spelen, maar ook samen. Dan worden de rollen verdeeld en noemt men dit ‘rollenspel’.
Tekenen
- Vanaf 18 maanden begint je kind te ‘tekenen’. Tekenen begint met krassen en krabbelen: het wordt geboeid door zijn bewegingen die iets tevoorschijn toveren dat er eerst niet was.
- Geleidelijk zal het zelf dingen beginnen te zien in zijn of haar krabbels.
- Ten slotte zal je kind doelbewust iets proberen te tekenen.
Met taal spelen
Veel praten tegen een kind en veel antwoorden - eerst op zijn gebrabbel en later op zijn vragen - is erg goed voor zijn taalontwikkeling. Zo leert het dat woorden een bepaalde betekenis hebben
- Herhaal de geluidjes die je baby maakt. Hij of zij zal dat waarschijnlijk grappig vinden en met nog meer aandacht luisteren.
- Verwoord wat je baby doet of ziet, als hij of zij bv. naar de deur kijkt als de sleutel in het slot wordt gedraaid, zeg dan: “Hoor, mama is daar.”
- Praat hardop tijdens het verzorgen en vertel gerust wat volgt, zeg bv. dat hij of zij zo dadelijk een badje krijgt.
- Wijs regelmatig dezelfde voorwerpen aan en benoem ze. Geleidelijk zal je baby het voorwerp leren zelf aan te wijzen als hij of zij dat woord hoort.
- Liedjes zingen, rijmpjes opzeggen en klankspelletjes boeien je kind.
- Prentenboeken, verhalen en tv-programma’s of filmpjes op kindermaat vormen een rijk taalaanbod. Hierdoor leert het veel nieuwe woorden bij. Neem eenzelfde boek of filmpje meerdere keren door: je kind weet dan wat er zal gebeuren en heeft plezier als zijn voorspelling klopt.