Er zijn heel wat gadgets op de markt om fruit of groenten toe te dienen op een andere manier dan via de lepel of uit het vuistje zoals sabbelzakjes, fruitspenen, ... Ze zijn zeer verleidelijk om als alternatief aan te kopen en winnen zelfs regelmatig projectprijzen, maar zijn ze wel zo een slimme zet? Begin 2019 verscheen een onderbouwd artikel "Complementary foods in baby food pouches: position statement from the Nutrition Commission of the German Society for Pediatrics and Adolescent Medicine (DGKJ, e.V.), Koletzko et al. Molecular and Cellular Pediatrics (2019)".

Enkele belangrijke bevindingen uit dit artikel:

  1. Een gezonde voeding, van jongs af aan.
    Knijpzakjes hebben een hoge energiedensiteit, bevatten overwegend hoge hoeveelheden suiker en hebben een zeer zoete smaak. Een hoge inname van zoete voedingsmiddelen en dranken op jonge leeftijd is geassocieerd met een grotere voorkeur voor zoet in het latere leven. Een regelmatige consumptie houdt risico’s in zoals een onevenwichtige aanbreng van voedingsstoffen en verhoogd risico op cariës en overgewicht.
  2. Een gezond voedingspatroon: je tanden zijn je dankbaar! 
    Door het constant zuigen en sabbelen kennen de tanden geen rustmomenten en kunnen ze niet herstellen van de zuurstoot na het eten van voedsel. Dit kan tandbederf in de hand werken.
  3. Variatie bovenal!
    Door op deze manier vaste voeding aan te bieden, krijgt je kind maar een beperkte waaier aan smaken en texturen aangeboden. Latere introductie van ongekende smaken is geassocieerd met meer voedingsmoeilijkheden alsook een lagere inname van fruit en groenten op latere leeftijden.
  4. Benut de gevoelige periodes in de mondmotorische ontwikkeling.
    Door aan deze knijpzakjes te zuigen, blijft je kind in het primaire zuigpatroon. Dit kan het later leren eten van een lepel of vingervoeden bemoeilijken of verhinderen.
  5. Voeden is een moment van interactie tussen ouder-kind
    Het via lepel of uit de hand voedsel aangeboden krijgen, stimuleert ook de interactie tussen ouders/opvoeders en kinderen. Dit bevordert het wederzijds luisteren en in dialoog gaan met elkaar. Hongersignalen worden ook gemakkelijk erkend.
  6. Ook de portemonnee doet mee
    Ze zijn vaak tot twee keer zo duur dan de klassieke fruitpotjes.
  7. Opgelet! Verslikkingsgevaar
    Er bevinden zich ook kleine deeltjes (o.a. het schroefdopje) aan de verpakking waardoor er verslikkingsgevaar kan zijn.

Besluit

Zuigelingen en kinderen zuigen beter geen puree of vloeistof uit knijpzakjes of fruitspenen. Zij moeten de kans krijgen om een variëteit aan voedingsmiddelen, smaken en texturen via of lepelvoeding of vingervoeding te krijgen. Volg de mijlpalen. Het is aanbevolen een thuisbereide evenwichtig samengestelde voeding met laag suikergehalte en hoog gehalte aan noodzakelijke voedingsstoffen volgens de aanbevelingen te geven. ‘Vaste voeding’ geven onder de vorm van drank is niet aan te bevelen. Gepureerde voeding wordt best gegeven met een lepel en niet via een knijpzakje.

In de behandeling van een kind met ernstige voedingsproblemen kan, onder professionele begeleiding, een behandelend arts het gebruik van deze gadgets aanraden. Het is belangrijk dat de ouders in dat geval het advies van hun behandelend arts volgen.

Vaste voeding

In Vlaanderen groeien heel wat kinderen op in een meertalig gezin: minstens 1 op 4 kinderen spreekt meer dan één taal. Soms leren ze die vanaf de geboorte, dan weer praten ze een andere taal thuis en leren ze Nederlands op school of in de kinderopvang. Elk gezin maakt z’n eigen keuze. Soms spreken mama en papa consequent elk een andere taal met hun kind, soms is het de context die de taal bepaalt. Bijvoorbeeld met de grootouders taal X, in de winkel taal Y en thuis taal Z.

Een ideale aanpak bestaat niet: alles hangt af van de situatie, wensen en mogelijkheden van het gezin. Er bestaat geen ‘beste strategie’ voor iedereen.

Ouders kiezen het best voor een taal waar ze zich goed kunnen in uitdrukken en waarbij ze zich goed voelen. Zo leren kinderen het best talen: als ze een stevige basis hebben in hun thuistaal, verloopt andere talen leren een stuk vlotter.

Gaat je kind straks naar een Nederlandstalige school en spreken jullie thuis een andere taal? Zorg er dan voor dat het via andere mensen in je omgeving – kinderopvang, buren of familie – toch al kennismaakt met het Nederlands. Stel je zelf ook positief op tegenover alle talen, dan zal je kind dat ook doen.

Lees meer over meertaligheid

Taal Ontwikkeling en gedrag

‘Tuut Tuut’ zeggen als je ‘auto’ bedoelt, raden we af. Je leert je kind het best meteen de correcte woorden, zo zorg je ervoor dat je kind voortdurend nieuwe woorden leert.

Hoe meer woorden jij gebruikt, des te meer je je kindje uitdaagt met zijn of haar woordenschat en hem of haar een rijke taal aanleert.

Zit je kind in de brabbelfase, dan mag je natuurlijk rustig meebrabbelen, puur voor de fun! Je zal merken dat dat hem of haar aanmoedigt om volop te oefenen. Zolang je ook nog échte taal gebruikt om met je kind te communiceren, is meebrabbelen alleen maar positief.

Als je kind begint te praten, zal hij of zij ongetwijfeld fouten maken. Corrigeer je kind niet expliciet: dat maakt hem of haar onzeker en terughoudend. Op deze leeftijd is experimenteren belangrijker dan correct praten, dus behoud de spontaniteit. Zelf blijf je natuurlijk het goede voorbeeld geven door het correcte woord te gebruiken. Bijvoorbeeld: Je kind heeft een speelgoedauto in zijn of haar hand en zegt "Tauto". Jij antwoordt: "Ja, dat is een mooie auto, hè!"

Lees meer over de taalontwikkeling van je kind

Taal Ontwikkeling en gedrag

Geen paniek. De taalontwikkeling van jonge kinderen verloopt heel grillig. Dat wil zeggen dat je kind op sommige momenten trager vooruit gaat qua taal. Dat is heel normaal, misschien concentreert hij of zij zich vooral op leren rollen of kruipen. Elk kind ontwikkelt op zijn eigen tempo. Sommige kinderen zeggen hun eerste woordje als ze 10 maanden zijn, terwijl anderen pas met 20 maanden een duidelijk woord uitbrengen.

Aan woordjes gaat trouwens een brabbelfase vooraf. Je hoort dan vooral een opeenvolging van dezelfde lettergrepen, zoals ‘da-da-da’ of ‘ma-ma-ma’.

Lees meer over de taalontwikkeling van je kind. 

Taal Ontwikkeling en gedrag

Doe vooral waar je blij van wordt! Zolang je maar veel praat met je kind. 

Zelfs met een jonge baby kan je al volop gesprekjes voeren. Je voert ze spontaan, tijdens alledaagse activiteiten zoals eten, verluieren of het badje. Als je graag zingt, is dat ook heel goed. Probeer ook eens knisperboekjes, badboekjes, stoffen boekjes en boekjes in felle kleuren. Je kind voelt, proeft en ontdekt zo heel wat nieuwe dingen. Laat ze overal in huis rondslingeren want je kind leert ze al spelenderwijs kennen.

Experimenteer volop: je kan niets verkeerds doen! Het omslaan van de pagina’s alleen al is interessant. Daarna volgen de prentjes en het verhaaltje. Kind en Gezin werkt samen met 'Iedereen Leest' voor Boekstart. Zo willen we ouders met hun jonge kinderen laten genieten van boeken.

Lees meer over de taalontwikkeling van je kind

Taal Ontwikkeling en gedrag

Vooraleer baby’s hun eerste woordjes zeggen, zijn ze al volop taal aan het leren. Eerst begrijpen ze wat anderen zeggen, pas later gaan ze zelf spreken. Door veel te praten met je baby, zorg je ervoor dat hij of zij taal leert. Bovendien herkent je baby je stem van tijdens de zwangerschap en dat geeft vertrouwen.

Benoem wat je doet, dat brengt rust. Zeg tijdens het aankleden bijvoorbeeld ‘Nu steek ik je armpje in de mouw’. Als je dat telkens herhaalt, wordt het een ritueel waarbij je kindje niet alleen taal leert, maar ook de wereld om zich heen verkent en vertrouwt.

Lees meer over de taalontwikkeling. 

Taal Ontwikkeling en gedrag

Elk kind wordt zindelijk op zijn eigen tempo. Je kan het proces niet versnellen, maar wel positief stimuleren.

Naar de kleuterschool

Is een kind nog niet zindelijk als het naar school gaat, bespreek dit dan met de kleuterleid(st)er. Een kind mag hiervoor niet geweigerd worden. Je kan samen bekijken hoe en wanneer je met de zindelijkheidstraining start. Zindelijkheid hoort bij het opgroeien en is niet iets waarover je je moet schamen. 

Scholen kunnen wettelijk geen kinderen weigeren omdat ze niet zindelijk zijn. Als ze dat toch doen en een gesprek hierover weigeren, kan de ouder een klacht indienen bij het departement onderwijs.

Naar de buitenschoolse opvang

Zindelijk worden is niet voor elk kind even gemakkelijk. De opvang mag kinderen niet discrimineren op basis van hun gezondheid of fysieke toestand. Daarom mogen kinderen niet systematisch geweigerd worden als ze niet zindelijk zijn, ook niet via het huishoudelijk reglement.

Aanbevelingen voor de opvang: 

  • Stippel een beleid uit voor het opvolgen van het zindelijkheidsproces. 

  • Maak dat beleid kenbaar aan de ouders. Het beleid kan opgenomen worden in het huishoudelijk reglement. 

  • Zorg voor een goede afstemming met de ouders, bv. op hetzelfde moment en op dezelfde manier beginnen met de zindelijkheidstraining. 

  • Als buitenschoolse opvang kan het nuttig zijn om daarover te overleggen met de scholen.

Zindelijkheid Kinderopvang

Mijn 3-jarige peuter is 6 maanden zindelijk, maar wil enkel kaka doen in zijn luier. Als ik hem dwing om kaka in het potje te doen, geraakt hij in paniek en hij krijgt ook last van obstipatie. Zijn er tips om ons te helpen? 

Sommige peuters kunnen angstig zijn om stoelgang te maken op het potje en wachten ermee tot ze een luier aanhebben. Ze kruipen dan vaak even weg in een hoekje om daar rustig hun behoefte te doen. 

Maak daar niet te snel een probleem van. Vaak vinden kinderen het moeilijk om afscheid te nemen van hun stoelgang. Het lijkt of ze een deeltje van zichzelf afgeven en dat begrijpen ze niet altijd goed. Ze houden daarom nog even vast aan de ‘veilige luier’. Normaliseer zoveel mogelijk het toiletgebeuren.  

Kinderen leren ook van wat ze zien. Door het kind mee te nemen als je zelf naar het toilet gaat, leert het dat dat een normaal gebeuren is. Vertel wat er gebeurt, waar alles naartoe gaat (bv. laat je kindje doorspoelen) … Je kan ook samen naar het toilet gaan (ouder op het toilet, kind op het potje).  

Zindelijkheid

Hoe kan je best reageren?

  • Je kind voelt dat het stoelgang moet maken. Dat is positief. Moedig dit aan en verwacht nog niet dat het op het potje gebeurt. Het is heel belangrijk dat je kind regelmatig kaka doet en het niet dagenlang ophoudt.   
  • Laat je kind een rustige plek zoeken en laat het zelf bepalen waar het potje moet staan.   
  • Geef je kind tijd. Na enkele weken zal je kind ook spontaan kaka doen op het potje.   
  • Merk je dat dat niet lukt, dan kan je de volgende stappen inbouwen:   
  1. met luier op het potje   
  2. met luier los op het potje   
  3. luier open in het potje leggen   
  4. zonder luier op het potje   

Ga ook na waarom je kind bang is. Heeft het kind bijvoorbeeld harde stoelgang die pijn doet en heeft het daarom schrik om op het potje te gaan? 

Tips bij harde stoelgang

  • Stimuleer je kind om voldoende te drinken, bij voorkeur water. Dit maakt de stoelgang zachter. 
  • Zorg ervoor dat je kind genoeg vezels eet door voldoende groenten en fruit aan te bieden. 
  • Laat je kind voldoende bewegen (lopen, klimmen…).

Praat met je kind over hoe het toiletgebeuren kan verlopen

Kinderen kunnen ook angstig reageren als ze te weinig zelf kunnen bepalen wat er gebeurt. Praat met je kind over hoe het toiletgebeuren best verloopt. Zoek waar jouw kind zelf graag in beslist (bv. de plaats van het potje, zelf het potje leegmaken in het toilet …). Hou zelf vertrouwen en geef je kind de ruimte om hierin stapjes vooruit te zetten. Je kan je kindje aanmoedigen in zijn zelfstandigheid door te bevestigen dat hij al veel kan en al groot is.  

Twijfels of vragen?

Als je geen verbetering ziet na enkele weken, vraag dan hulp. Je kan altijd informeren bij het Huis van het Kind in jouw buurt voor het lokale aanbod of contacteer de Kind en Gezin-Lijn. 

Vocht is onmisbaar voor het lichaam. Dit geldt ook voor kinderen.

Maar: de eerste 6 maanden heeft een kind alleen melkvoeding (borst- of kunstvoeding) nodig. Extra drank vermindert de eetlust waardoor je kind geen melkvoeding zal drinken.
Bij borstvoeding zorgt extra drank voor een verstoring van de melkproductie.

Na de leeftijd van 6 maanden drinkt je kind per dag nog minstens een halve liter melkvoeding of borstvoeding op vraag. Naast de vaste voeding die vocht bevat, heeft je kind ook nood aan extra drinken, zeker bij warm weer. Vaker aanleggen kan bij borstvoeding tegemoet komen aan die extra behoefte. Een beetje water geven kan ook.

Kies bij voorkeur plat, mineraalarm water.

Borstvoeding Vaste voeding Thema's van Kind en Gezin Voeding Flesvoeding

Als een baby onvoldoende moedermelk van de eigen moeder kan krijgen, is moedermelk van een andere moeder (donormoedermelk) wetenschappelijk gezien de meest aangewezen voeding. Zeker voor te vroeg geboren en ernstig zieke baby’s kan donormoedermelk levensreddend zijn en een goede groei, ontwikkeling en herstel ondersteunen.

Er bestaan officiële donormelkbanken in België die verbonden zijn aan een ziekenhuis. Deze donormelkbanken verzamelen melk van gezonde moeders die meer melk produceren dan hun eigen kind nodig heeft. Donormelk wordt zorgvuldig getest, gepasteuriseerd en verdeeld naar gehospitaliseerde prematuren en ernstig zieke baby’s die geen of onvoldoende moedermelk van hun eigen moeder kunnen krijgen.  Deze melk kan niet officieel aangekocht worden door particulieren.  

Overweeg je om moedermelk te doneren, dan kan je contact opnemen met een donormelkbank. Zij zullen aan de hand van een vragenlijst, een gesprek en een bloedcontrole bepalen of je aan de voorwaarden voldoet om melk te doneren. Opdat je melk veilig is voor kwetsbare baby’s, vragen donormelkbanken om aan bepaalde voorwaarden te voldoen: niet roken, geen (of zeer weinig) alcohol drinken en een bloedtest ondergaan. Daarnaast ontvang je richtlijnen om je melk hygiënisch af te kolven en te bewaren. Moedermelk die voor de aanmelding en screening afgekolfd werd, komt niet in aanmerking als donormelk.

Borstvoeding
Wist je dat?

Er bestaat een grote solidariteit tussen moeders die borstvoeding geven. Moeders die een voorraad melk hebben die hun baby niet nodig heeft, bieden deze soms aan via social media. De Hoge Gezondheidsraad en de FOD Volksgezondheid raden af om onderling moedermelk uit te wisselen. Het gebrek aan controle op de kwaliteit en samenstelling van donormoedermelk houdt mogelijk een risico in voor de gezondheid van jonge kinderen.

Abonneer op