Taal

Veelgestelde vragen en antwoorden over taal.

  • Kinderen ontwikkelen heel verschillend en zeker op vlak van taal. Sommige kinderen die starten op school, kunnen zich al perfect uitdrukken. Anderen spreken nog minder vlot of kunnen hun gedachten en gevoelens nog niet zo goed verwoorden. Dat is heel normaal. Kinderen begrijpen heel wat meer dan dat ze zelf kunnen verwoorden. 

    Het is belangrijk dat je kind zich veilig en goed voelt op school. Je kan je zorgen bespreken met de leerkracht en zoeken hoe je samen je kind kan helpen. Zo ga ook jij je kind met een geruster gevoel naar school brengen. 

    Lees meer over taal en meertaligheid. 

  • Helemaal niet. Onderzoek toont aan dat meertalige kinderen geen groter risico hebben op taalachterstand. Zelfs als ze later beginnen te praten, halen ze dit volledig in. Ze bereiken de belangrijke mijlpalen in de taalontwikkeling even goed als kinderen die eentalig opgroeien. 

    Lees meer over taal en meertaligheid

  • Je kind leert veel in deze periode en heeft tijd nodig om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit en deze te verwerken. 

    • Geef je kind tijd om alles wat nieuw is te verwerken en ga er positief mee om.  
    • Zing samen liedjes die je kind leerde in de kinderopvang. 
    • Als je je zorgen maakt kan je hierover in gesprek gaan met de kinderopvang. 

    Lees meer over taal en meertaligheid

  • Helemaal niet. Het is een misverstand dat een andere thuistaal negatief is voor het leren van Nederlands. Integendeel: de talen helpen elkaar! Als je kind een stevige basis heeft in de thuistaal, zal je kind vlotter andere talen leren. Je kind leert zo sneller verbanden leggen en de andere taal begrijpen.

    Een kind dat thuis geen Nederlands leert, zal dit in de kinderopvang, op school, ... leren van de begeleiders of leerkrachten en andere kinderen. Op deze leeftijd gaat het leren van een nieuwe taal meestal vlot. Het belangrijkste is dat er veel gepraat wordt met je kind en je kind zelf veel kansen krijgt om te spreken.

    Lees meer over taal en meertaligheid.  

  • Je kan de thuistaal van je kind doorheen de dag en op verschillende manieren stimuleren: 

    • Wees creatief: speel taalspelletjes, zing liedjes of verzin rijmpjes. 
    • Kijk samen naar tv of lees samen boekjes in de thuistaal. En praat erover met je kind, laat je kind vertellen wat er gebeurt. 
    • Ga op zoek naar leuke plekjes waar de taal wordt gesproken, bijvoorbeeld een speelplein in de buurt waar kinderen zijn die dezelfde taal spreken. 
    • Maak de thuistaal herkenbaar: bezoek familie of vrienden die dezelfde taal spreken. Zo laat je zien dat jullie thuistaal ook door andere mensen buiten je gezin gebruikt wordt. 
    • Geef geregeld complimentjes over wat je kind al kan, toon dat je fier bent. 

    Lees meer over taal en meertaligheid.

  • Een kind leert in de kinderopvang of op school vrij snel een nieuwe taal, ook al heeft hij of zij die taal nog maar weinig of helemaal niet gehoord. 

    Wees niet ongerust als je kind op een later moment in contact komt met een nieuwe taal. Als je kind een stevige basis heeft in de thuistaal, zal dat enorm helpen om een nieuwe taal te leren. 

    Tips om je kind hierbij te ondersteunen: 

    • Er is geen reden om thuis plots anders te doen dan daarvoor: het is en blijft belangrijk om de thuistaal te blijven spreken. Dit om te vermijden dat je kind die taal zou verliezen omdat de taal minder aanwezig is in zijn of haar dagelijks leven.  

    • Reageer positief tegenover alle talen die je kind leert, bv: ‘Wow! Ken je al zoveel woorden in het Nederlands?’  

    • Kinderen moeten de tijd krijgen om de nieuwe taal te verwerken en begrijpen. Dwing je kind niet om in die taal te spreken. 

    • Ben je bezorgd? Bespreek dit dan met de kinderbegeleider of kleuterjuf. 

    Lees meer over meertalig opvoeden.

  • Helemaal niet. De meeste meertalige kinderen mixen talen door elkaar, op een spontane manier. Dit is volledig normaal en natuurlijk bij kinderen die meertalig opgroeien. Het is zelden een teken van taalachterstand of taalontwikkelingsproblemen.  

    Hoe komt dat nu juist? Jonge kinderen kunnen nog geen onderscheid maken tussen de verschillende talen. Dit lukt hen pas tussen de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Ze leren begrijpen dat de ene taal met die persoon wordt gesproken en de andere taal met een andere persoon. En ze leren zelf om die talen uit elkaar te houden. 

    Lees meer over meertalig opvoeden

  • Intensief en langdurig een fopspeen gebruiken heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van tong-, lip- en kauwspieren. Dit heeft op zijn beurt weer een negatieve invloed op de ontwikkeling van het gebit en de spraak en taal. 

    Ook al stopt een kind met de fopspeen voordat de tanden wisselen of voor de taalontwikkeling op volle vaart is, kan dit een negatieve invloed hebben op de verdere ontwikkeling door de verslapping van de mondmotorische spieren. Hoe sneller een kind stopt met een fopspeen te gebruiken, hoe sneller en beter het spierevenwicht zich kan herstellen

    Gebruik een fopspeen verstandig, beperkt en niet te lang

    • Niet elke baby heeft een fopspeen nodig. Als je baby erg veel behoefte heeft aan veiligheid en geborgenheid, gepaard met een sterke zuigreflex, dan kan een fopspeen helpen. 
    • Duim- en vingerzuigen heeft een grotere impact dan het gebruik van een fopspeen en is moeilijker af te leren. Je kan daarom overwegen om een fopspeen in te zetten om duim- en vingerzuigen op jonge leeftijd tegen te gaan. 
    • Beperk het gebruik van een fopspeen tot de eerste levensmaanden en enkel tot momenten van inslapen. Gebruik de fopspeen niet te veel als een susmiddeltje.  
    • De vorm van de fopspeen heeft geen invloed op spraak- en taalontwikkeling. De duur van het gebruik van een fopspeen wel.  
    • Het materiaal van de fopspeen is best zo flexibel mogelijk (bv. rubber of siliconen).
    • Let op met fopspenen die worden ingezet om het stoppen te bevorderen. Vaak zijn dit fopspenen met een gevuld, massief zuiggedeelte. Hoe harder het materiaal, hoe meer impact dit heeft op de vorm van het gebit en het verhemelte. We raden het gebruik van deze fopspenen daarom af.  

    Lees meer over het gebruik van een fopspeen en over taalontwikkeling

  • Uit onderzoek blijkt dat tablets of tv (en ander 'hightech'-speelgoed) niet bijdragen aan de taalontwikkeling van een jonge baby. 

    Een baby heeft vooral interactie nodig. Baby's moeten kunnen communiceren met hun omgeving om zich (talig) te ontwikkelen. Bij een tablet of tv is die interactie er niet. Door niet te delen wat het kind op het scherm zag, wordt deze interactie beperkt.

    Betekent dit dat tablets en tv slecht zijn voor een baby? Neen, op voorwaarde dat ze gebruikt worden binnen een taalrijke context of samen met de ouders, grootouders of andere opvoeders. Je kijkt bv. samen naar een filmpje en vertelt er bij of je kijkt samen tv en zingt, ... 

    Het is pas later, als een kind ouder is dan twee jaar, dat de tv een effect kan hebben op taalontwikkeling en woordenschat.  

    Lees meer over taalontwikkeling

  • Een baby herkent redelijk snel geluiden, ongeveer tussen 0 en 3 maanden. Een huilende baby die in het begin pas rustig wordt nadat je hem of haar oppakt, zal na enkele maanden leren stil te worden als je tegen hem of haar praat.

    Het begrijpen van taal van je kind gaat veel sneller dan het spreken. Ook al zegt je kind nog geen woordjes, hij of zij zal al snel begrijpen wat je bedoelt als je bijvoorbeeld zegt ‘we gaan naar buiten’.

    Je baby begint de eerste woordjes zoals ‘mama’, ‘bal’ te herkennen vanaf ongeveer 6-8 maanden en begrijpt steeds meer van wat jij zegt, ook al kan je baby zich nog niet in woorden uitdrukken. Vraag maar eens ‘Waar is je auto?” en je baby zal er wellicht naar op zoek gaan. Je baby zal ook de verschillende toonvariaties begrijpen en zal dus het verschil herkennen tussen een vriendelijke of een boze toon.

    Lees meer over taalontwikkeling.

  • Zeker! Iedereen die een taal genoeg én kwaliteitsvol kan praten met je baby draagt bij aan de taalontwikkeling van je kind in een bepaalde taal. Grootouders dus ook!

    Er zijn wel een aantal belangrijke dingen om rekening mee te houden:

    • Hoe vaak zien de grootouders het kind?
    • Zijn er veel gesprekken tussen grootouder en kind als zij elkaar zien? 
    • Is de grootouder zelf taalvaardig in die taal?

    Enkele voorbeelden: Als een grootouder een dag per week op je kind past en doorheen de dag actieve gesprekken voert, zingt,… in zijn of haar moedertaal, is er veel kans dat je kind die taal vlot zal leren. Een baby die een taal maar twee uren per week via de grootouders hoort, krijgt weinig kansen om die taal te leren.

    Lees meer over meertalig opvoeden

  • Er wordt vaak gedacht dat baby’s die verschillende talen horen van hun ouders in de war geraken. En dat ze deze talen niet van elkaar zullen kunnen onderscheiden en niet goed kunnen leren. Dit is een veel voorkomende misvatting.

    Meerdere talen tegelijk aanbieden is meestal geen probleem. Baby’s die vanaf de geboorte met twee of meerdere talen worden opgevoed, leren die talen net zo goed als kinderen die één taal leren.

    Als je de taal spreekt die je zelf goed kan en de verschillende talen vaak en goed worden aangeboden, kan je kind verschillende talen tegelijk leren.

    Lees meer over meertalig opvoeden

  • De zwangerschap is een heel goed moment om stil te staan bij hoe je je kind meertalig wil opvoeden.

    Het allerbelangrijkste is dat je baby zoveel mogelijk en op een natuurlijke manier in contact komt met de talen die je voor hem of haar kiest! Op voorhand samen nadenken en afspraken maken helpt om het vol te houden. Tegelijkertijd kan het zijn dat je na een tijd andere keuzes maakt, en ook dat is normaal.

    Op de pagina meertalig opvoeden vind je heel wat interessante informatie. 

  • In Vlaanderen groeien heel wat kinderen op in een meertalig gezin: minstens 1 op 4 kinderen spreekt meer dan één taal. Soms leren ze die vanaf de geboorte, dan weer praten ze een andere taal thuis en leren ze Nederlands op school of in de kinderopvang. Elk gezin maakt z’n eigen keuze. Soms spreken mama en papa consequent elk een andere taal met hun kind, soms is het de context die de taal bepaalt. Bijvoorbeeld met de grootouders taal X, in de winkel taal Y en thuis taal Z.

    Een ideale aanpak bestaat niet: alles hangt af van de situatie, wensen en mogelijkheden van het gezin. Er bestaat geen ‘beste strategie’ voor iedereen.

    Ouders kiezen het best voor een taal waar ze zich goed kunnen in uitdrukken en waarbij ze zich goed voelen. Zo leren kinderen het best talen: als ze een stevige basis hebben in hun thuistaal, verloopt andere talen leren een stuk vlotter.

    Gaat je kind straks naar een Nederlandstalige school en spreken jullie thuis een andere taal? Zorg er dan voor dat het via andere mensen in je omgeving – kinderopvang, buren of familie – toch al kennismaakt met het Nederlands. Stel je zelf ook positief op tegenover alle talen, dan zal je kind dat ook doen.

    Lees meer over meertaligheid

  • ‘Tuut Tuut’ zeggen als je ‘auto’ bedoelt, raden we af. Je leert je kind het best meteen de correcte woorden, zo zorg je ervoor dat je kind voortdurend nieuwe woorden leert.

    Hoe meer woorden jij gebruikt, des te meer je je kindje uitdaagt met zijn of haar woordenschat en hem of haar een rijke taal aanleert.

    Zit je kind in de brabbelfase, dan mag je natuurlijk rustig meebrabbelen, puur voor de fun! Je zal merken dat dat hem of haar aanmoedigt om volop te oefenen. Zolang je ook nog échte taal gebruikt om met je kind te communiceren, is meebrabbelen alleen maar positief.

    Als je kind begint te praten, zal hij of zij ongetwijfeld fouten maken. Corrigeer je kind niet expliciet: dat maakt hem of haar onzeker en terughoudend. Op deze leeftijd is experimenteren belangrijker dan correct praten, dus behoud de spontaniteit. Zelf blijf je natuurlijk het goede voorbeeld geven door het correcte woord te gebruiken. Bijvoorbeeld: Je kind heeft een speelgoedauto in zijn of haar hand en zegt "Tauto". Jij antwoordt: "Ja, dat is een mooie auto, hè!"

    Lees meer over de taalontwikkeling van je kind

  • Geen paniek. De taalontwikkeling van jonge kinderen verloopt heel grillig. Dat wil zeggen dat je kind op sommige momenten trager vooruit gaat qua taal. Dat is heel normaal, misschien concentreert hij of zij zich vooral op leren rollen of kruipen. Elk kind ontwikkelt op zijn eigen tempo. Sommige kinderen zeggen hun eerste woordje als ze 10 maanden zijn, terwijl anderen pas met 20 maanden een duidelijk woord uitbrengen.

    Aan woordjes gaat trouwens een brabbelfase vooraf. Je hoort dan vooral een opeenvolging van dezelfde lettergrepen, zoals ‘da-da-da’ of ‘ma-ma-ma’.

    Lees meer over de taalontwikkeling van je kind. 

  • Doe vooral waar je blij van wordt! Zolang je maar veel praat met je kind. 

    Zelfs met een jonge baby kan je al volop gesprekjes voeren. Je voert ze spontaan, tijdens alledaagse activiteiten zoals eten, verluieren of het badje. Als je graag zingt, is dat ook heel goed. Probeer ook eens knisperboekjes, badboekjes, stoffen boekjes en boekjes in felle kleuren. Je kind voelt, proeft en ontdekt zo heel wat nieuwe dingen. Laat ze overal in huis rondslingeren want je kind leert ze al spelenderwijs kennen.

    Experimenteer volop: je kan niets verkeerds doen! Het omslaan van de pagina’s alleen al is interessant. Daarna volgen de prentjes en het verhaaltje. Kind en Gezin werkt samen met 'Iedereen Leest' voor Boekstart. Zo willen we ouders met hun jonge kinderen laten genieten van boeken.

    Lees meer over de taalontwikkeling van je kind

  • Vooraleer baby’s hun eerste woordjes zeggen, zijn ze al volop taal aan het leren. Eerst begrijpen ze wat anderen zeggen, pas later gaan ze zelf spreken. Door veel te praten met je baby, zorg je ervoor dat hij of zij taal leert. Bovendien herkent je baby je stem van tijdens de zwangerschap en dat geeft vertrouwen.

    Benoem wat je doet, dat brengt rust. Zeg tijdens het aankleden bijvoorbeeld ‘Nu steek ik je armpje in de mouw’. Als je dat telkens herhaalt, wordt het een ritueel waarbij je kindje niet alleen taal leert, maar ook de wereld om zich heen verkent en vertrouwt.

    Lees meer over de taalontwikkeling.