Zus en broer lezen in boekje op de zetel

Verstandelijke ontwikkeling

De verstandelijke ontwikkeling van je kind ontwikkelt zich voortdurend

Met verstandelijke of cognitieve ontwikkeling bedoelen we de ontwikkeling van het denken. Ons denken staat nooit stil en ook het denken van een kind ontwikkelt zich voortdurend. Het leert verbanden leggen, begrijpen en redeneren.

(Verhulst, 2017).

Denk aan de wereld van verschil tussen het denken van een éénjarige die pas in staat is een verstopt voorwerp te vinden en het abstracte denken van een adolescent die wiskundesommen maakt of met leeftijdgenoten praat over het oneindige heelal.

Prof. Frank C. Verhulst

quote-mark

Ga snel naar

    Tips om de verstandelijke ontwikkeling te stimuleren

    Een kind heeft zijn ouders en andere steunfiguren nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen:

    • Creëer een veilige basis. Voelt een kind zich veilig bij zijn ouders, zal het het nodige zelfvertrouwen krijgen om de wereld rondom hem te gaan ontdekken.
    • Stimuleer het kind op verschillende manieren. Alleen al door bezig te zijn met het kind, door het vast te nemen, ertegen te praten, te spelen … zal het kind geboeid raken. Een goede manier om het kind nieuwe dingen aan te leren is door samen met je kind met de omgeving bezig te zijn.
      • Je sluit hierbij aan bij wat je kind bezighoudt. Rond de leeftijd van 1 jaar wijst je kind bijvoorbeeld naar alles om zich heen. Reageer enthousiast en benoem wat je kind ziet.
      • Door het kind nieuwe dingen te tonen, zal het zin krijgen om zelf op ontdekking te gaan. Toon je kind bijvoorbeeld dat met een druk op de lichtknop de lamp licht gaat geven. Samen kan je er verwonderd over zijn. Of benoem aan een kind wat je ziet en trek zijn aandacht: ‘Kijk’ Zie je dat? Dat is een vogel!’ 
    • Moedig het kind aan als iets nieuws lukt. Enthousiasme stimuleert het kind om de wereld te ontdekken. 
    • Reageer consequent. Het kind test van alles uit en vindt het spannend om te zien hoe anderen zullen reageren.
    • Zeg duidelijk wat kan en wat niet kan. Door duidelijke grenzen te stellen, zal zijn besef van ‘goed’ en ‘kwaad’ toenemen.

    Leren door ervaring

    • Kinderen zijn uit zichzelf ontdekkers. Ze verkennen de wereld om zich heen.
    • Dagelijks hoort, ziet, voelt, ruikt en proeft een kind allerlei dingen. De zintuigen nemen verschillende ervaringen op. De hersenen zijn in staat om deze te onthouden en te herinneren.
    • Ondertussen ervaart het kind het effect van wat het doet: sabbelen op een fopspeen is aangenaam, op lachen volgt een lach van iemand anders. Het regelt de verbanden niet bewust, maar leert ze steeds beter kennen. Zo leert het kind de wereld om zich heen steeds beter kennen. De wereld wordt steeds voorspelbaarder.  

    Interesse in nieuwe dingen

    • Vanaf het begin heeft je kind interesse in nieuwe dingen. Je kind geeft de voorkeur aan speelgoed of voorwerpen dat een klein beetje anders is dan hij of zij al kent. Als je bijvoorbeeld aan je baby van 4 maanden een aantal keren een blauw balletje toont, zal zijn of haar aandacht verslappen. Toon je hem of haar dan een ander speeltje of een balletje van een andere kleur zien zal je baby opnieuw meer interesse tonen.

    Voorkeuren

    • Het proeven, ruiken, horen, zien en aanraken, zorgen voor een voortdurende prikkeling in de hersenen, waardoor hersencellen zich in de eerste drie jaren bliksemsnel verbinden. Deze ervaringen spelen een rol bij het leren maken van een onderscheid tussen nieuw en bekend.
    • Naarmate je baby meer ervaringen opdoet, laat hij zijn voorkeur blijken. De oude vertrouwde knuffel waarmee je baby gaat slapen, is belangrijker dan een andere knuffel. De vertrouwde knuffel geeft een veilig gevoel. Deze afweging gebeurt op basis van ervaringen.

    Abstracter denken

    • Je kind leert zich een voorstelling maken van een gebeurtenis of object en leert verbanden leggen en patronen zien. Eerst kan je kind bijvoorbeeld voorwerpen van eenzelfde kleur ordenen. Later kan hij of zij het verband benoemen: een gele kleur heet ‘geel’. 

    Beelden vasthouden in het geheugen

    • Een baby ontwikkelt tussen 6 en 12 maanden het vermogen om een beeld in zijn geheugen vast te houden, zonder het te zien. We noemen dit  ‘objectpermanentie’. Objectpermanentie is het besef dat mensen en dingen niet ophouden te bestaan als ze niet meer zichtbaar zijn.
    • Als een balletje onder de kast rolt, zal een kind dat al objectpermanentie ontwikkeld heeft, ernaar op zoek gaan. Voor dit gebeurt, gaat een kind niet op zoek en begint het met iets anders te spelen. Als het iets niet ziet, is het er niet.
    • Hoe ga je na of je kind al objectpermanentie heeft? Leg een balletje, blokje of ander klein voorwerp onder een doek. Je kind mag zien dat iemand het er legt. Als je kind het voorwerp zoekt, beschikt het over objectpermanentie.
    • Vanaf de leeftijd van 12 maanden zal het kind dat voorwerp zelfs zoeken zonder gezien te hebben waar het gelegd is.

    Verbanden leggen

    Tijdens het spelen, tijdens verzorgingsmomenten, … leert een kind voortdurend verbanden te leggen. Dat helpt om de wereld steeds beter te begrijpen. Enkele voorbeelden :

    • Rond 8 maanden laat een kind vanuit zijn stoel of van op het verzorgingskussen voorwerpen vallen. Het doet dat steeds opnieuw en kijkt wat er gebeurt. Zo leert het dat voorwerpen altijd ‘naar beneden’ vallen.
    • Een kind kan eindeloos op een knopje van een speeltje duwen en lachen als er geluid komt of het test hetzelfde uit op de lichtschakelaar. Het leert dat wat het doet effect heeft op iets anders.
    • Een kind leert stilaan wat mag en niet. Dat leert het omdat zijn ouders wel 100 keer hetzelfde zeggen: “Je mag niet aan de televisie komen.”
    • Een kind leert erop vertrouwen dat ouders terugkomen om het op te halen in de opvang.

    Problemen oplossen

    • Je kind komt tijdens het spel regelmatig moeilijkheden tegen. Met behulp van nieuwe combinaties van wat je kind al geleerd heeft, moet hij of zij dan een oplossing zoeken. Bijvoorbeeld: een stapel blokken die niet blijft staan of een blokje dat niet in de vormenstoof past. De kennis en ervaringen die je kind heeft opgedaan, helpen om deze nieuwe situaties aan te pakken.
    • Als een kind niet groot genoeg is om aan een koekje op tafel te kunnen, bekijkt het de situatie en begrijpt het dat de tafel hoog is. Een stoel naast de tafel is belangrijk, evenals de ervaring dat het op een stoel kan kruipen en daardoor hoger komt. Plots krijgt het kind dus inzicht: een hoge stoel helpt me om de koek van tafel te pakken.
    • Een kind vindt uit zichzelf oplossingen, maar het leert ook door de oplossing van anderen te zien.

    Het verschil tussen goed en fout

    • Vanaf 12 maanden begint je kind te beseffen dat wat hij of zij doet, gevolgen heeft. Je kind denkt na over oorzaak en gevolg. Als hij of zij iets laat vallen, maakt dit een geluid. Als hij of zij op het knopje naast de deur drukt, heeft dat een leuk ‘gevolg’. Deze ontdekkingen zijn zo fascinerend dat een kind dit eindeloos wil herhalen.
    • Een kind leert in de eerste levensjaren geleidelijk aan wat mag en wat niet mag. Dit besef houdt verband met alle andere ontwikkelingen in deze periode (zelfbesef, oorzaak en gevolg, empathie…).
    • Je peuter experimenteert met grenzen, maar tegelijkertijd is zijn of haar ‘interne structuur’, die ervoor zorgt dat hij of zij zelf weet wat goed en wat fout is, nog niet voldoende ontwikkeld om dit blijvend te onthouden. Zelfs als je peuter na verloop van tijd weet wat mag en wat niet mag, dan nog is je peuter niet altijd in staat om dit ook toe te passen.
    • Hoe kan je hier als ouder mee omgaan? Lees er meer over bij gedrag en opvoeding/opvoedingsvaardigheden.