Mond - tongriem

Afwijkingen aan de mond en keelholte worden vaak al tijdens de zwangerschap vastgesteld via echografie. Na de geboorte wordt je baby nauw opgevolgd door de behandelend arts. Een tongriem die te kort of te strak is, beperkt de tong in zijn bewegingen om efficiënt te kunnen drinken, eten, spreken ... 

Ga snel naar

    Tongriem

    De tongriem is een onderdeel van de mond en zit onder te tong. De tongriem verbindt de tong met de mondbodem. De tongriem laat voldoende beweeglijkheid van de tong toe om te kunnen drinken, eten, spreken ...

    Het uitzicht van de tongriem kan sterk verschillen. Het is niet omdat de tongriem er kort of strak uitziet dat je kind problemen zal hebben met drinken, eten of spreken, ook later niet.

    Link naar video: Waarom de tong zo belangrijk is
    Waarom de tong zo belangrijk is

    Wanneer is een tongriem te strak of te kort?

    Een tongriem is te kort of te strak als de tong beperkt wordt in zijn bewegingen om efficiënt te kunnen drinken, eten, spreken ...  

    Om te beoordelen of een tongriem te kort of te strak is, is niet enkel het uitzicht, maar vooral de beweeglijkheid van de tong belangrijk. Je zorgverlener kan deze beoordelen, onder andere door het observeren van een voeding.

    Welke klachten kan jij opmerken bij borst-of flesvoeding?

    Bij je kind:  

    • verlies van vacuüm: klakken van de tong  
    • luchthappen: opvallend veel boertjes of scheetjes  
    • onrustig worden tijdens de voeding  
    • melk knoeien, verslikken  
    • langdurige en/of frequente voedingen, onverzadigd zijn  
    • melkaanslag op de tong  
    • veelvuldig teruggeven,  krampen  
    • onvoldoende gewichtstoename  
    • kwijlen, met mond open slapen en/of snurken  

    Bij mama:

    • Pijn tijdens de borstvoeding, mogelijk tepelkloven.  
    • Tepel afgeplat als je kind loslaat.
    Wist je dat?

    Er kunnen ook andere oorzaken zijn voor bovenstaande klachten zoals een niet optimale voedingstechniek. Deskundige observatie en optimalisatie van de voeding is daarom een belangrijke eerste stap als borst-of flesvoeding moeilijk loopt. Bij vermoeden van een medische oorzaak, is nazicht door je huis-of kinderarts nodig. Ook spanning en stress bij het kind of in de omgeving van het kind kunnen een rol spelen. Je zorgverlener kan je hierbij ook ondersteunen.

    Observatie voeding

    Je zorgverlener zal voorstellen om een voeding te observeren om zicht te krijgen op hoe je kind drinkt aan de borst of aan de fles. Samen wordt bekeken hoe de voedingstechniek geoptimaliseerd kan worden. Hiervoor kan je terecht bij je vroedvrouw in de thuiszorg en de verpleegkundige van Kind en Gezin. Als je borstvoeding geeft, kan een lactatiekundige gericht ingezet worden.

    Wanneer je zorgverlener een beperkende tongriem vermoedt, zal je kind verwezen worden naar een kinderarts, keel-neus-oor-arts, stomatoloog of tandarts. Je kiest zelf bij welke zorgverlener je verder nazicht wenst. Vraag bij het maken van een afspraak na:

    • of de zorgverlener ervaring heeft met beperkende tongriempjes bij baby’s
    • welke de kostprijs en inbegrepen nazorg is wanneer een ingreep nodig zou zijn
    Link naar video: Consult beperkende tongriem
    Consult beperkende tongriem

    Behandeling van een beperkende tongriem

    Als blijkt dat de tongriem de oorzaak is van de klachten, kan je zorgverlener een ingreep zoals het knippen of laseren van de tongriem (frenectomie) aanraden om de beweeglijkheid van de tong te verbeteren.  

    • Bespreek op welke manier pijnstilling voor, tijdens en na de ingreep toegepast wordt door de zorgverlener.  
    • Bevraag welke rol jij als ouder hierbij kan spelen. Je kind dichtbij je houden, veel knuffelen en voeding geven heeft een pijnstillend en kalmerend effect op je baby.  

    Je baby mag na de ingreep onmiddellijk terug drinken aan de borst of fles. De kans op complicaties is bijzonder klein. Een milde nabloeding kan voorkomen, maar hevige bloedingen of infecties zijn heel zeldzaam.  Wat pijn of zwelling in de eerste uren of dagen na de ingreep is normaal.  

    Volg het advies van je zorgverlener met betrekking tot de nazorg voor jouw kind. Soms adviseert je zorgverlener oefeningen. Zorg ervoor dat deze voor je kind aangenaam aanvoelen. 

    Geef je kind de tijd om zich aan te passen aan de verhoogde beweeglijkheid van de tong. Bij sommige kinderen treedt meteen verbetering op tijdens de voedingen. Bij andere kinderen kan dit enkele weken duren. Begeleiding door je vroedvrouw of verpleegkundige van Kind en Gezin kan helpen om de voeding te optimaliseren.  Als je borstvoeding geeft, kan je ook kiezen voor ondersteuning door een lactatiekundige. Ook een prelogopedist kan een rol spelen. 

    Blijf je bezorgd over je baby, breng dit zeker verder in gesprek met je zorgverlener.

    Aangeboren aandoeningen aan de mond

    • Een aangeboren abnormale verbinding (fistel) tussen luchtpijp en slokdarm: de baby verslikt zich tijdens het voeden.
    • Een vernauwing van de slokdarm: de voeding blijft in het bovenste deel van de slokdarm steken.
    • Een gespleten lip (hazenlip - schisis): geen goede sluiting van de lippen rond de speen of tepel.
    • Een gespleten gehemelte (schisis): geen luchtledige ruimte bij het zuigen, zodat de melk niet goed wordt aangezogen.

    Heeft je baby met schisis problemen met eten en/of drinken? Neem dan contact op met een expertenteam, zoals een schisisteam in het ziekenhuis. Bij het starten van vaste voeding, neem je dezelfde voedingssamenstelling als voor kinderen zonder schisis.