Opvoeding

Veelgestelde vragen en antwoorden over opvoeding.

  • Je vindt heel wat tips om om te gaan met driftbuien bij de pagina over peuterpuberteit

  • Rond de leeftijd van 8 maanden begint je kind voor het eerst verdrietig te reageren als vertrouwde mensen uit zijn of haar omgeving weggaan. Dit wordt ‘scheidingsangst’ genoemd.

    Deze angst is meestal het hevigst tussen 8 en 18 maanden. Je kind ziet jou weggaan, maar weet nog niet of en wanneer je terugkomt. Je kind voelt zich veilig bij jou en plots valt die veiligheid weg. Dat kan soms hevige reacties teweegbrengen.
     
    Wanneer je kind jou ziet verdwijnen, begint hij of zij te huilen. Je kind wil niet meer naar de opvang of wil niet meer alleen gaan slapen. In deze periode kan het gebeuren dat je kind ’s nachts wakker wordt en begint te huilen.

    Scheidingsangst komt bij ieder kind voor, maar het ene kind reageert angstiger dan het andere. Deze angst is een voorbijgaande fase in de ontwikkeling. Bij het ene kind duurt het langer dan bij het andere kind. Scheidingsangst zal niet plots weg zijn en kan blijven tot de leeftijd van 3 jaar.

    • Vanaf de leeftijd van 2,5 jaar kunnen kinderen zich over het algemeen behoorlijk veilig voelen in aanwezigheid van ‘vreemde’ personen.
    • Bij jongere kinderen duurt de gewenningsperiode bij vaag bekende personen langer.
    • Rond de leeftijd van 4 jaar zal je kind steeds beter tegen een korte scheiding van zijn ouders kunnen. De omgeving wordt vertrouwder, je kind is zelfredzamer geworden en kan al beter praten.

    Thuis

    Scheidingsangst kan worden verminderd als je niet fysiek aanwezig bent in dezelfde kamer, maar wel bv. in de kamer ernaast. Nog wat rommelen, zingen... helpt je kind over zijn of haar angst heen: je kind merkt dat er toch nog iemand in de buurt is.

    Tip: Kiekeboespelletjes leren een kind dat als hij of zij iemand even niet ziet, die persoon er toch nog is én ook weer terugkomt.

    In de opvang of bij de oppas

    Het is belangrijk als ouder dat je niet toegeeft aan die angsten van je kind en dat je je kind nog met een gerust hart kunt achterlaten.

    • Probeer duidelijk afscheid van je kind te nemen. Hoe klein hij of zij nog is, vertel waar je naartoe gaat en dat je straks terugkomt.
    • Kordaat zijn maakt het afscheid draaglijker. Blijf niet treuzelen bij het afscheid. Ook al ben je zelf van streek, je kind heeft jouw vertrouwen nodig om met het afscheid om te kunnen gaan.
    • Een dikke knuffel van jou en eventueel een knuffeltje van je kind kan helpen als troost. Meestal zal je kind na korte tijd vanzelf ophouden met wenen.

    Tip: Je kan bij de oppas elke keer iets langer wegblijven, zodat het kind stapsgewijs leert om gescheiden te zijn.

    Lees meer over angsten

  • Vanaf gemiddeld 2 - 2,5 jaar slagen kinderen erin om hun autogordel los te maken en proberen ze dit ook graag eens uit. Het is belangrijk om goed uit te leggen dat de gordel altijd aan moet voor de veiligheid.

    • Als je zelf altijd het goede voorbeeld geeft, is de kans groter dat je kinderen je volgen en de gordel als iets vanzelfsprekend gaan beschouwen.

    • Misschien kan je je kinderen wanneer je thuis aangekomen bent, laten spelen met de gordel. Maar vertel er heel duidelijk bij dat dit niet kan in een rijdende auto.

    Was als het toch moeilijk verloopt?

    1. Bereid kinderen goed voor op een autorit: vertel waar je naartoe gaat en hoe lang het duurt.

    2. Het beste kan je duidelijke regels stellen over de veiligheid in de auto. Als je kind er rijp voor is, kan je afspraken maken met je kind over tot welk moment de gordel aan moet blijven. Zo kan je bijvoorbeeld afspreken dat de gordel aanblijft tot je de motor afzet en het teken geeft dat de gordels los mogen.

    3. Help je kinderen zoeken naar activiteiten die wel mogen in de auto.

    4. Als je merkt dat je kind toch de autogordel wil losmaken tijdens het rijden, herinner je hem of haar aan de regels en zet je de auto aan de kant om je kind weer veilig vast te maken.

  • Kinderen voelen zich veilig in een gezin waarin geborgenheid en eerlijkheid samenkomen. De eerlijkheid om te benoemen wat er gebeurt en welke gevoelens dit oproept. De geborgenheid dat ouders er voor hen zijn. Wat niet betekent dat ouders altijd alles hoeven te weten of zich zelf niet bang kunnen voelen, maar wel dat dit besproken kan worden.

    Moffel nare gebeurtenissen dus niet weg, maar maak tijd om met je kinderen hierover te praten. Wees zo eerlijk mogelijk. Doe dit op maat van wie je kind is. Heeft je kind (grote) interesse in wereld rondom hem? Is je kind snel of niet snel angstig? Jij kent je kind en weet vaak intuïtief wat je kind nodig heeft om hiermee om te gaan.

    • Beelden kunnen hard binnenkomen. Kinderen onder 8 jaar kunnen beelden onvoldoende inschatten. Probeer kleine kinderen dus zo weinig mogelijk bloot te stellen aan beelden. Kan je dit toch niet vermijden, probeer dan samen te kijken en genoeg duiding te geven.

    • Kleine kinderen kunnen nog moeilijk onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid, waardoor ze soms angstig kunnen reageren.

    • Als je merkt dat je kind zich angstig voelt, kan je helpen zoeken wat dit gevoel zou kunnen wegnemen: wat kun jij doen als ouder? wat kan je kind doen? Een dikke knuffel, een spelletje spelen…

    • Oudere kinderen leven niet in een cocon en hebben via nieuws, sociale media, vrienden … wel al informatie opgedaan en zich daarover een mening gevormd. Bevraag wat ze ervan weten en hoe ze erover denken en zich erbij voelen. Sommige kinderen zullen zelf vragen stellen over wat er aan de hand is. Belangrijk is om het in hun hoofd niet te laten uitgroeien tot angstige gebeurtenissen, maar door een gesprek te ‘normaliseren’.

    Concreet voorbeeld: De school is gesloten door terreurdreiging:

    • Voor sommige kinderen is dat ok. Zij hebben geen verdere vragen. Dan hoef je niet speciaal er verder op in te gaan. Het mag wel, en dan kun je vragen aan kinderen wat ze nu denken en daarop ingaan.

    • Voor andere kinderen kan dit een angstig gevoel geven of versterken en is het belangrijk om dit gevoel te bespreken. Je kan mee geven dat dit een (extra) veiligheidsmaatregel is, dat men geen risico wil nemen.

    • Wees ook eerlijk over je eigen gevoelens daarbij.

  • Het is belangrijk om eerst en vooral uit te zoeken wat je kind niet leuk vindt aan haren wassen: is het uit angst? is het door het water? is het omwille van het gevoel van de schuim? ... Heel wat kinderen vinden de sproeier niet leuk, omdat die op de een of andere manier een bepaalde angst oproept. Een peuter is vaak ook bang doordat hij of zij niet helemaal begrijpt wat er allemaal gebeurt.

    Toon begrip voor de angsten van je kind, maar leer het er ook stapsgewijs mee om te gaan. Kinderen moeten weten dat de angst voorbij gaat, maar ook dat ze soms zelf oplossingen kunnen vinden om hun angst te overwinnen. Rond de leeftijd van 5 à 6 jaar kan een kind ook begrijpen dat haren wassen om een rationele reden gebeurt (om het gezond te houden).

    Tips

    1. Kondig duidelijk aan je peuter aan dat het badtijd is en dat vandaag de haartjes zullen gewassen worden. 
    2. Beschrijf en overloop alle stappen die er bij dit haren wassen zullen gebeuren. Dat geeft duidelijkheid aan je kind, hij of zij weet waaraan zich te verwachten.
    3. Als je kind in bad zit, beschrijf dan nog elke handeling.
    4. Hou het wassen zo kort mogelijk en gebruik niet-prikkende shampoo.
    5. Je kan je kind eventueel de keuze laten: aan het begin van de badtijd de haren wassen of eerst spelen en dan haren wassen.
    6. Misschien vindt je kind het minder erg als je samen in bad of onder de douche gaat?
    7. Je kind kan de haren eventueel zelf nat maken.
    8. Als het vooral een probleem van shampoo in de ogen blijkt te zijn, kan een duikbrilletje de oplossing zijn.
    9. Beloon je kind op het einde, als het (redelijk) vlot gegaan is door samen een leuk spelletje te spelen.

    Meer informatie bij dagelijkse verzorging en gedrag en opvoeding