Een kleine hap... een grote stap

Indra Lens en Charlotte Scheerens zijn logopedisten, Lobke Husson is kinderdiëtiste. Ze werken alle 3 in het kinderziekenhuis van UZ Leuven. Ze onderscheiden enkele voedingsmijlpalen voor de leeftijd van 1 jaar en delen tips om die vlot te overbruggen.

Snoeten vol spaghetti, vuistjes met platgedrukte korsten en oud brood voor de eendjes dat in eigen mond belandt. Je nam er vast tientallen foto’s van. Kinderen en eten, het blijft een goddelijke combinatie. Als ouder wil je natuurlijk wel dat ze voldoende voedingsstoffen binnenkrijgen. Leer je ze gevarieerd eten, dan schenk je ze een levenslang cadeau.

Leren eten is ontdekken hoelang je moet sabbelen vooraleer je iets kan doorslikken.

Indra Lens, logopediste UZ Leuven

quote-mark

Mijlpaal 1: op een lepeltje of in de hand

Indra: “Onder lepelvoeding verstaan wij de fijngemaakte papjes, die geen brokjes bevatten waardoor kinderen die hapjes meteen kunnen doorslikken. In de ideale situatie start je na 6 maanden borstvoeding of na 4 tot 6 maanden flesvoeding met voeding op een lepeltje. Op dat moment leren kinderen de smaak van allerlei groenten en fruit kennen. Vanaf de leeftijd van 6 maanden kan je ook voorzichtig vaste voeding  proberen te introduceren. Dat kan een korstje zijn om op te sabbelen of zacht wegsmeltende voeding om in hun handje te houden. Op die manier ontdekken ze nieuwe structuren en ervaren ze dat langer sabbelen soms nodig is. Of je kind er klaar voor is om  vaste voeding te ontdekken, hangt niet  alleen af van de mondmotoriek. Een extra vereiste is dat het kind al goed rechtop kan zitten en er dus motorisch klaar voor is.

Lobke: “Niet alleen een koek of een stukje brood zijn goede starters voor vaste voeding. Ook een gekookt patatje in staafvorm gesneden, een stukje platgestoomde wortel, een roosje broccoli of babyknabbeltjes van gepofte rijst werken prima. Het is dus geen kwestie van kiezen tussen vaste voeding of lepelvoeding, maar een afwisseling  van beide tegelijk. Zo kan je hun eigen maaltijden als lepelvoeding geven en ze een stukje vaste voeding geven als je zelf eet.

Indra: “Sommige ouders panikeren als hun kindje kokhalst. Kokhalzen en stikken worden vaak met elkaar verward. Kokhalzen is een natuurlijke reflex die de voeding terug vooraan in de mond brengt indien het stukje bijvoorbeeld te groot was om in één keer door te slikken. Bij kokhalzen maakt het kind geluid en zit de voeding niet vast in de luchtpijp. Stikken daarentegen is mogelijks een levensbedreigende situatie. Hierbij maakt het kind geen geluid meer, zit de voeding geblokkeerd in de luchtpijp en moet er ingegrepen worden. Als je kind goed wakker is en flink rechtop zit, is kokhalzen geen reden om vaste voeding uit te stellen. Vergelijk het met leren fietsen: ook dan wankelt of valt je kind weleens. Leren eten is ontdekken hoelang je moet sabbelen vooraleer je iets kan doorslikken. Voel je je wat onzeker? Start de vaste voeding dan op een moment dat je er niet alleen voor staat, bijvoorbeeld als je partner ook thuis is of als oma en opa langskomen.

Mijlpaal 2: boterhammetjes als volwaardige maaltijd

Lobke: “Vanaf 8 maanden kan je je kind geleidelijk aan brood geven. Een boterham bestaat uit 2 delen: de zachte kruim en de hardere korst. Ook hier raden we ouders aan om af te wisselen: de ene keer geef je het korstje en laat je ze wat knabbelen, de andere keer geef je de zachte stukjes, eventueel geweekt in wat melk of soep. Zo leren ze de beide aspecten van een boterham kennen."

Indra: “Een kind heeft vetstoffen nodig om te ontwikkelen. Het werkt goed om kinderen dat van bij het begin gewoon te maken met bijvoorbeeld wat margarine op hun brood. Leer je ze enkel droog brood te eten, dan kunnen ze later een boterham die wat vettiger aanvoelt, weigeren. Hetzelfde geldt voor wit en bruin brood: wissel vaak af. Van bij de start goede gewoontes aanleren, is belangrijk: wat je als kind aangeboden krijgt, lust je vanzelf als je ouder bent.”

Lobke: “Kinderen hebben puur nutritioneel gezien geen beleg nodig op hun brood. Gewoon een beetje zachte, plantaardige margarine volstaat. Broodbeleg moet niet, maar we merken dat veel ouders en verzorgers het ook leuker vinden hun kindje ‘iets lekkers' op de boterham te geven. We raden aan om niet te overdrijven. Kleine kinderen zijn die ‘smaakbom’ niet gewoon. Een geplet stukje fruit, vruchtenmoes of groentenmousse genieten de voorkeur. Probeer choco, kazen en vette vleeswaren te beperken.”

Mijlpaal 3: drinken uit een beker

Charlotte: “Leer je kind van bij het begin water als dorstlesser te drinken. Kinderen oefenen rond de leeftijd van 6 maanden langzaamaan om te drinken uit een open beker. Zo leren kinderen deze meer gevorderde sliktechniek. Direct uit een open beker drinken, is niet  evident. Als tussenstap vind je heel wat bekervarianten die je kind laten voelen hoe het zijn mondje moet plaatsen, wat het met zijn tong en lippen moet doen om goed te drinken. Ik ben geen fan van de traditionele tuitbeker. Die houdt het kinderlijk slikpatroon in stand (net zoals bij een speen en een fopspeen) en dat doet de stand van de tanden en de spraakontwikkeling geen goed.

Direct uit een open beker drinken, is niet evident. Als tussenstap vind je heel wat bekervarianten die je kind laten voelen hoe het zijn mondje moet plaatsen, wat het met zijn tong en lippen moet doen om goed te drinken.

Charlotte Scheerens, logopediste UZ Leuven

quote-mark

Lobke: “Maar nog liever een tuitbeker met water dan een zuigfles met  fruitsap!” (lacht)

Indra: “Dat klopt. Zodra je kind goed uit een beker kan drinken of met een rietje, mag je de fles stilaan afbouwen, ook voor melk. Soms kan dit al op de leeftijd van 15 maanden.”