Hoe werken vaccinaties?

Vaccins zorgen ervoor dat het immuunsysteem van ons lichaam antistoffen aanmaakt. Deze antistoffen hebben we nodig in de strijd tegen ziektekiemen

Ga snel naar

    Hoe werken vaccins?

    Vaccineren gebeurt door een entstof (vaccin) in het lichaam te brengen. Een vaccin bestaat uit dode of sterk verzwakte ziektekiemen, namelijk virussen of bacteriën, of delen ervan. Als reactie op deze lichaamsvreemde stof maakt het immuunsysteem antistoffen aan.

    Als de echte ziektekiemen het lichaam binnendringen, herkent het immuunsysteem die vlugger en kunnen de reeds aangemaakte antistoffen de indringer onmiddellijk neutraliseren.

    Deze antistoffen blijven in het lichaam aanwezig. Soms is dat levenslang, soms neemt de hoeveelheid antistoffen met de jaren af en moet er opnieuw gevaccineerd worden. Een herhalingsvaccin zorgt ervoor dat de hoeveelheid antistoffen voldoende hoog blijven. 
     

    Levend verzwakte vaccins

    In levend verzwakte vaccins is de ziektekiem nog levend maar in sterk verzwakte vorm aanwezig. Daardoor is zijn ziekmakend vermogen veel kleiner dan de natuurlijke ziektekiem die ‘in het wild’ voorkomt en de ziekte veroorzaakt. De meeste levend verzwakte vaccins zijn virusvaccins.

    In het huidige basisvaccinatieschema voor kinderen worden er 2 levende vaccins gebruikt:

    • het vaccin tegen rotavirus
    • het vaccin tegen mazelen-bof-rubella

    Voordeel van deze vaccins is dat ze over het algemeen een veel langer durende immuniteit (weerstand) opwekken dan de geïnactiveerde vaccins.

    Levende vaccins worden gewoonlijk niet toegediend aan zwangere vrouwen en aan personen met een sterk verminderde immuniteit. Bij hen bestaat het risico dat het afgezwakte virus hetzelfde effect zou kunnen hebben als een infectie met het ‘wilde virus’.

    Geïnactiveerde (dode) vaccins

    In geïnactiveerde (dode) vaccins is de ziekteverwekker niet in levende vorm aanwezig. De opgewekte immuniteit is daardoor meestal beperkt van duur. Hervaccinatie op latere leeftijd is soms nodig om de bescherming op peil te houden.

    In het basisvaccinatieschema voor kinderen zijn volgende vaccins geïnactiveerd:

    • het vaccin tegen polio (kinderverlamming)difterie (kroep), tetanus (klem)pertussis (kinkhoest), hepatitis B (leverontsteking), Haemophilus influenzae b (bacterie die hersenvliesontsteking en kroep veroorzaakt)
    • het vaccin tegen pneumokokken (veroorzaakt hersenvliesontsteking) 
    • het vaccin tegen meningokokken ACWY (veroorzaakt hersenvliesontsteking)

    Hoe wordt je kind gevaccineerd?

    Op elk van de 5 vaccinatieconsulten krijgt je kind 1 of maximum 2 prikjes. Deze vaccins beschermen je kind tegen 12 infectieziekten. Je kind krijgt de meeste vaccins via een injectie.

    • Onder de 12 maanden wordt een prik in het bovenbeen (dij) geplaatst.
    • Boven de 12 maanden wordt in de bovenarm geprikt.
    • Het vaccin tegen het rotavirus wordt via de mond toegediend.
    • De vaccins tegen poliomyelitis, difterie, tetanus, kinkhoest, hepatitis B en Haemophilus influenzae B zitten in dezelfde spuit.
    • De vaccins tegen mazelen, bof en rubella zitten in één spuit.

    Wat zijn de mogelijke bijwerkingen?

    Ernstige bijwerkingen zijn uiterst zeldzaam. Er is ook geen wetenschappelijk bewijs voor een verband tussen een vaccinatie en een ernstige of chronische ziekte. De kwaliteit van de vaccins verbetert voortdurend.

    Laat je kind na een vaccinatie altijd 15 minuten onder medisch toezicht. Blijf in de wachtkamer. Bij eventuele onmiddellijke reacties kan het medisch personeel snel hulp bieden. 

    Mogelijke lichte bijwerkingen:

    1. koorts (38 °C of meer). Als er koorts optreedt na vaccinatie, is dit meestal binnen de 48 uur. 
    2. lichte pijn, roodheid of zwelling op de injectieplaats. Dit verdwijnt meestal spontaan na enkele dagen. 
    3. verharding op de injectieplaats - soms knobbeltje. Dit kan je nog enkele weken voelen. 

    Voor deze gekende nevenwerkingen is geen behandeling nodig. Ze verbeteren spontaan.

    Huilt je kind abnormaal veel of langdurig, heeft je kind pijn of maak je je zorgen? Neem dan contact op met de behandelende arts.

    Mogelijke bijwerkingen bij een vaccinatie tegen mazelen, bof of rodehond:

    1. koorts tussen de 5de en de 12de dag na de vaccinatie
    2. lichte rode huiduitslag en/of tijdelijke gewrichtspijn

    Is de reactie erger of ben je ongerust, neem dan contact op met de behandelend arts. Neem ook een kijkje bij de veelgestelde vragen over vaccinatie