Hoe omgaan met bepaalde situaties en gedrag van jouw kind?

Ouderschap is elke dag anders. Uiteraard is ieder kind anders en zijn de omgeving en situaties waarin je als ouder je kind opvoedt ook verschillend van andere ouders. Een bepaalde aanpak zal beter bij jou, je kind en situatie passen dan andere suggesties. Belangrijk hierin is dat je streeft naar ouderschap waar de noden van je kind én van jezelf centraal staan.  

Heb vertrouwen in jezelf als ouder en geef jezelf de tijd en ruimte om te groeien in het ouderschap. Samen (met je partner en met je kind) geef je jullie uniek gezinsproject vorm!

Spelen in een veilige en interessant omgeving

Baby’s en peuters willen de wereld rondom hen ontdekken. Een interessante omgeving die ook veilig is laat hen toe hun vaardigheden te ontwikkelen. Door te spelen en te proberen leert je kind zijn of haar eerste woordjes, leert het kruipen en stappen, ontdekt het zijn of haar eigen gevoelens en eigen wil. Spelen zorgt er ook voor dat je kind verbinding maakt met anderen. Bovendien leert je kind veel over wat wel en niet kan en mag door samen te spelen. 

  • Spelen is van elke leeftijd, ook heel jonge baby’s spelen graag. Samen “kiekeboe” spelen, helpt je baby begrijpen dat je soms even weg bent maar altijd terugkomt. Ook een liedje zingen als “handjes draaien” is een heel leerrijk spel voor baby’s. Ze leren wat handjes zijn, wat je daarmee kan doen én dat dat heel leuk is.  
  • Spelen helpt kinderen om te gaan met hun emoties (bv. even terug baby spelen omdat je kind jaloers is op broer of zus). Voor of na een belangrijke of overweldigende gebeurtenis, zoals een doktersbezoek of de geboorte van een baby, kan het helpen voor je kind om dit na te spelen. 
  • Spelen kan de hele dag door. Ook tijdens dagelijkse verzorgingsmomenten kan je samen met je kind spelen (bv. een dansje met handjes of beentjes tijdens het verluieren). Plan daarnaast regelmatig speelmomenten in om bewust en met onverdeelde aandacht met je kind te spelen.  

Samen gevoelens ontdekken

Kinderen leren stap voor stap hun eigen gevoelens herkennen en ontdekken dat hun gevoelens los staan van die van anderen. Vreugde, frustratie, angst en verdriet ervaren ze vaak heel intens. Je helpt je kind te leren omgaan met deze emoties door ze te erkennen en te benoemen. Zo leert je kind taal geven aan emoties. Enkele voorbeelden:  

  • Vreugde 
    Samen lachen en plezier maken, is een heel belangrijke emotie om te delen. Humor kan helpen bij het opvoeden.  

  • Verdriet 
    Huilt je kind als hij of zij naar de kinderopvang gaat, praat dan op een geruststellende toon (bv. “Je mag huilen, ik begrijp je verdriet, straks kom ik je halen en zijn we terug samen”). Ook al begrijpt je baby nog niet helemaal wat je zegt, toch zal je kind je openheid en rust voelen. Bovendien kan huilen ook een opluchting zijn voor je kind, zodat hij of zij nadien rustig de dag in de opvang kan starten.  

  • Angst 
    Peuters kunnen erg angstig zijn. Minimaliseer deze angst niet, maar zoek samen met je kind hoe je de angst kan overwinnen. De rijke fantasie van je peuter kan hierbij helpen. Vraag je kind welke superkrachten hij of zij heeft om het monster onder bed te verjagen. Door je kind uit te dagen om zijn of haar eigen krachten op te zoeken, leg je ook de basis om latere angsten te overwinnen.   

  • Frustratie of boosheid  
    Peuters zijn vaak gefrustreerd als iets niet lukt of mag. Blijf zelf rustig en benoem wat je ziet (bv. “die blokjes gaan niet makkelijk uit elkaar”). Spreek je kind bemoedigend aan (bv. “probeer nog maar eens of het lukt”).  Als het niet lukt, kan je je kind ook leren om te gaan met die frustratie. Zoek samen met je kind naar manieren om die gevoelens te uiten, door bijvoorbeeld samen een paar gekke sprongen te maken.  
    Soms lijkt je kind ook te struikelen over kleine dingen, zoals een boterham die niet op de juiste manier is gesneden. Weet dan dat dit waarschijnlijk de druppel is die de emmer vol emoties doet overlopen. Ook dan is het belangrijk de gevoelens te erkennen en er begrip voor te hebben.  

Wist je dat?

Geef zelf het goede voorbeeld. Loopt iets niet zoals je het had verwacht, benoem dit dan ook zo (bv. “oei, dit had ik liever anders gezien, dat is niet zo fijn. Niet veel aan te doen, we zullen eens kijken hoe we het anders kunnen aanpakken”). 

In de periode van 18 maanden tot 4 jaar ontdekt je kind dat het zelf dingen kan bepalen en invloed kan hebben op de omgeving. Alledaagse dingen verlopen plots veel moeilijker, je kind antwoordt ‘nee’ op zowat alles. Dit gedrag is volkomen normaal en positief in de ontwikkeling, maar als ouders word je er soms moe of ongeduldig van. Lees meer over de peuterpuberteit.

Elke ‘bij mij zal ’t nie waar zijn’ komt als een boemerang in je gezicht terug zodra je zelf kinderen hebt.

Kristien Wollants

quote-mark

Je kind zelf laten kiezen en volgen

Geef je kind ruimte om zelf te kunnen kiezen. Zo leert je kind ontdekken wat hij of zij zelf leuk of belangrijk vindt. Vraag bijvoorbeeld welk spelletje je kind wil doen. Let op de signalen van je kind en speel hierop in. Volg en imiteer je kind, de bewegingen en handelingen, zonder het spel te sturen of iets te willen aanleren. Laat je kind het tempo bepalen en volg zijn of haar fantasie.  

Er is geen juiste of foute manier van samen spelen: een bal kan een pop worden en een boekje kan een vliegtuig zijn. Het spel is een fijn moment tussen jullie. Je stimuleert bovendien het zelfvertrouwen, want je kind voelt zich belangrijk omdat hij of zij zelf iets kan bepalen. Het stimuleert je kind om zelf initiatief te nemen.  

Een fijn neveneffect is dat je kind voelt dat jij meegaat in zijn of haar verhaal waardoor je kind later ook makkelijker zal meegaan in jouw verhaal om bijvoorbeeld op te ruimen.  

Afstand nemen en nabij zijn

Bij jonge kinderen is het voor ouders zoeken naar een evenwicht tussen hoeveel vrijheid en ruimte je je kind geeft om te ontdekken en hoe je toch ook voldoende nabij en betrokken blijft.

Vind je jezelf als ouder beschermend of geef je net heel veel ruimte? Je wil dat je kind zelfstandig speelt maar je kan het niet laten om steeds je hulp te gaan aanbieden en soms over te nemen? Komt je gedrag overeen met wat je je kind wil leren? Het is waardevol om als ouder stil te staan bij je eigen overtuigingen en gedachten en hierover in gesprek te gaan. Doe dit eventueel samen met je partner of iemand anders binnen je netwerk die je vertrouwt.  

Wist je dat?

Je kind aanmoedigen om alleen te spelen, stimuleert zelfstandigheid. Kinderen vragen ook minder aandacht op een negatieve manier als ze tot goed spel kunnen komen. Zelf iets verzinnen om te doen, gaat meer en meer deel van hun gedrag worden.  

Realistische verwachtingen hebben

Tussen 0 en 3 jaar leert je kind spreken, luisteren, zelfstandig eten, zindelijk worden, omgaan met angsten, samen spelen met leeftijdsgenootjes, … Dat is heel wat. Gun je kind de tijd en volg zijn of haar tempo. Probeer je kind goed te observeren en je verwachtingen af te stemmen op de competenties van je kind. Als je heel hoge verwachtingen hebt, zal je kind mogelijks zijn of haar motivatie verliezen of zich minderwaardig voelen als hij of zij niet aan de verwachtingen kan voldoen. Je kind stimuleren kan ook op een andere manier dan door hoge doelen voorop te stellen. 

Ook je eigen achtergrond en overtuigingen spelen een rol. Wat hebben je ouders van jou verwacht als kind? Hoe voelde dat? Wat wil je anders doen?   

Wees enthousiast over de stappen die je je kind ziet zetten en vertel dit aan je kind. Zo zorg je voor een positief zelfbeeld.  

Duidelijke instructies geven

Geef grenzen duidelijk aan en spreek klare taal. Ook de manier waarop je iets zegt of vraagt is belangrijk:  

  • Leef je in en denk na over de impact van wat je zegt op je kind. Leg uit waarom iets niet kan of mag. Bijvoorbeeld: “Je blijft beter uit de buurt van de oven, want die is heel warm, anders kan je je erg pijn doen.” 
  • Communiceer met je kind op ooghoogte en vraag om in je ogen te kijken. Geef je kind de tijd om iets af te ronden als het nog in zijn of haar spel zit. In een korte zin zeg je, met eenvoudige taal, wat je graag hebt dat je kind doet. 
  • Geef een duidelijke boodschap. Vermijd instructies geven vanop afstand en schakel externe prikkels, zoals tv of radio, even uit. Vermijd het gebruik van tijd, een kind kan niet inschatten hoelang 5 minuten duurt. Je maakt het best heel concreet. Bijvoorbeeld: “Nu mag je nog één keer van de glijbaan en daarna gaan we naar huis.” Wacht na je instructie even met verder te reageren. Geef je kind de tijd en de kans om te doen wat je vraagt. 
  • Dreigen met consequenties in de toekomst of consequenties die je niet kan waarmaken, werkt vaak niet. We weten dat het afdwingen van zaken op lange termijn kinderen meer opstandig maakt. Daarom is het belangrijk om regels met de nodige empathie voor het kind te vertalen. Zo zal je kind zich die regels eigen maken en deze ook toepassen wanneer je er niet bij bent.  
  • Geef je kind een keuze, dat geeft je kind het gevoel controle te hebben over de situatie. Dit is belangrijk om kinderen te laten groeien. Bijvoorbeeld: “Ada, kom we gaan je schoenen uitdoen, wil je het zelf doen of heb je graag dat ik help?” Als je het gevoel hebt dat er wat extra overtuigingskracht nodig is, probeer dan een spelelement of humor toe te voegen (“Ik denk dat als je je schoenen uitdoet dat ze dan naar de gang kunnen vliegen.”) of probeer te kijken naar de onderliggende nood van je kindje (“Soms wil ik eigenlijk ook gewoon zitten en niets meer doen na een zware dag, ik help je bij je schoentjes en dan ploffen we samen in de zetel.”). Is er weinig marge, zoals bij bedtijd, dan hou je de herhaling best kort en to the point (“Ada, kom meid, slaaptijd”).  
  • Herhaling is heel belangrijk voor kinderen. Het vraagt geduld, maar door regelmatig te herhalen zal je kind beginnen begrijpen wat je bedoelt, wat wel of niet mag. Een kind leert eerst dat iets niet mag als je kijkt en gaat pas daarna leren dat het ook niet mag als je niet kijkt.  
  • Communiceer ook via je gedrag. Doe wat je zegt en zeg wat je doet. Als je gedrag of lichaamstaal niet overeenkomt met je boodschap, zal je kind in de war zijn.  
Wist je dat?

Wat verboden is, trekt vaak aan. Sommige kinderen gaan net dat willen ontdekken. Door rustig te praten en samen met je kind te ontdekken, help je je kind te begrijpen waarom iets niet mag. Bijvoorbeeld: “Kom, we gaan samen iets dichter bij de oven met je handje. Voel je hier al hoe het warmer wordt? Nog dichter is het zo warm dat het pijn doet, en die pijn die duurt heel lang. Daarom dat papa je vertelt dit niet te doen".

Belangstelling tonen, aanmoedigen en belonen

Kinderen zijn van nature erg leergierig. Jouw kind de mogelijkheid geven om te experimenteren en oprechte interesse tonen voor zijn of haar inspanning, werkt motiverend. Je kind geniet van belangstelling en aanmoediging. Het geeft je kind vertrouwen dat je hem of haar steunt. Bijvoorbeeld: in plaats van te zeggen “mooie tekening” kan je wat dieper ingaan op de inspanningen van je kind: “Heb je die tekening zelf gemaakt? Wauw! Ik zie hier een blauwe krul, wat is dat juist?”. Zo stimuleer je je kind om verder te ontdekken.  
 
Let wel op dat je niet enkel belangstelling toont wanneer je kind iets realiseert. Het is belangrijk dat je kind ook op jouw belangstelling kan rekenen als iets niet lukt. 

Uit onderzoek blijkt dat kinderen die vanuit zichzelf iets graag doen, best geen materiële beloning krijgen. Het werkt zelfs vaak wat demotiverend. Je kan je kind wel helpen door de nodige materialen te geven. Bijvoorbeeld: als je kind heel graag wil poetsen, kan je poetsmateriaal voorzien. Gaat je kind vol enthousiasme aan de slag, dan hoef je hem of haar daarvoor geen materiële beloning te geven.  

Beloon je je kind voor taken die hij of zij niet uit zichzelf doet? Weet dan dat dit vaak slechts een tijdelijk effect heeft. Het is belangrijk dat je kind op termijn inzicht krijgt waarom een bepaalde taak moet gebeuren en je hebt best begrip voor de emoties die je kind hierbij heeft. Bij jonge kinderen die nog niet alles begrijpen, is dit niet altijd eenvoudig. Toch is het belangrijk om je kind niet te forceren, dat kan leiden tot meer weerspannigheid. Bijvoorbeeld: “Ik weet dat je tanden poetsen niet fijn vindt, en ik snap dat je daar even boos over wil zijn. Je tanden poetsen is belangrijk om je tandjes sterk en gezond te houden. Wat wil je liever eerst doen? Je pyjama aantrekken of je tanden poetsen?” 

Wist je dat?

Om kinderen te motiveren is het belangrijk dat ze het nut van een gedragsverandering inzien. In sommige gevallen ontdekken ze dit proefondervindelijk. Daarom dat spelen en experimenteren zo belangrijk is. 

Achterhalen wat je kind juist nodig heeft

Soms kan je het gedrag van je kind niet goed plaatsen en dat kan frustrerend zijn. Het helpt dan om te zoeken naar de reden waarom je kind dit gedrag stelt, wat je kind juist nodig heeft of bedoelt.  

Bijvoorbeeld: je kind stoot telkens weer zijn of haar beker water om aan tafel. Misschien wil je kind graag een doekje om zelf te poetsen? Als je de onderliggende nood hebt gevonden, in dit geval willen poetsen zoals mama of papa, kan je hierop inspelen. Van een situatie vol frustratie en opkuis kan je zo gaan naar je kind dat met een doekje al het speelgoed poetst.  

Zorgen voor structuur en regelmaat

Structuur is een grote houvast voor een kind. Weten wat er gaat komen, geeft rust aan je kind. Daardoor is je kind meer voorbereid op wat komen gaat. Probeer daarom zoveel mogelijk te zorgen voor structuur en regelmaat.  

Als iets anders loopt dan normaal, kan je kind hierop reageren met moeilijker gedrag. Je kan samen met je kind bekijken hoe je kind zich weer veilig kan voelen. Bijvoorbeeld: “Ik snap het, jij wil liever eerst eten en dan pas je kleren aandoen, zoals altijd.” 

Duidelijke grenzen stellen

Duidelijke grenzen zijn belangrijk voor je kind. Naarmate ze ouder worden, kunnen kinderen meer en meer zelf. De ene ouder geeft zijn kind snel veel vrijheid, de andere blijft liever heel wat zelf bepalen. Probeer een middenweg te vinden, op maat van je kind en zijn of haar leeftijd. Bepaal samen met andere opvoeders van je kind wat de grenzen zijn en probeer hierover dezelfde lijn aan te houden.  

  • Te weinig grenzen 
    Ouders vinden het soms moeilijk om hun kind iets op te leggen, of willen hun kind niet verdrietig maken. Toch is het belangrijk om je kind geen te grote verantwoordelijkheid te geven. Daarnaast leren kinderen dat grenzen bepaalde emoties kunnen oproepen en dat dit ok is. Ze mogen boos of verdrietig zijn. Ze leren situaties aanvaarden, (moeilijke) emoties aanvaarden en hoe ermee om te gaan.   

Wist je dat?

Kinderen gaan al eens over hun eigen grens als je te weinig grenzen stelt. Bijvoorbeeld: jonge kinderen die zelf mogen kiezen hoe laat ze gaan slapen, raken oververmoeid omdat ze te lang opblijven en stellen daardoor moeilijker gedrag.  

  • Te veel grenzen 
    Als je te veel regels oplegt, is het zowel voor je kind als voor jezelf moeilijk om je aan alle regels te houden. Je kind krijgt dan het gevoel niets te zeggen te hebben en gaat vaker opstandig zijn. Als ouders kan je het gevoel hebben over alles een strijd te moeten aangaan. Soms ga je dan makkelijker toegeven. Voor een kind is het verwarrend als regels soms gelden en op andere momenten niet. Het is beter om minder regels op te leggen, die je consequent kan volhouden. Een belangrijke houvast kan zijn: als je twijfelt over een regel, laat hem dan varen.   
Wist je dat?

Soms lijkt het of je peuter je met opzet wil uitdagen. Een peuter heeft nog geen idee van wat zijn of haar gedrag met jou doet. Je peuter leert stap voor stap de impact van zijn of haar gedrag en woorden en is vooral gefascineerd door wat er gebeurt als hij of zij ‘neen’ zegt. Je peuter voelt zich veilig bij jou en gaat daarom dingen uittesten. Neem dit dus niet persoonlijk.